Winterpaddestoelen
In het bos tref ik kleine, geelbruine paddestoeltjes. Het zijn jonge fluweelpootjes. Die leven van dood, misschien soms ook van levend hout. En dat doen ze ’s winters. Niet dat de temperatuur al winters is, na een paar nachten met lichte nachtvorst is de herfst relatief warm gebleven. Toch hebben de fluweelpootjes na die paar koude nachten hun hoeden opgezet.
Fluweelpootjes zouden ons immuunsysteem versterken en een stofje bevatten dat beschermt tegen kanker. De paddestoelen worden gekweekt voor consumptie en zijn te koop onder de naam enokitake. Lieden die op zoek zijn naar natuurgeneeskracht, kopen een product eerder als het oosters klinkt.
Fluweelpootjes smaken zoetzuur. Mensen eten liever zwammen die geserveerd worden in bakjes met een streepjescode dan hun gratis soortgenoten uit de natuur. Ik zou zelf liever wilde fluweelpootjes eten, maar juich het wildplukken niet toe en ben dus blij met de consumentenangst voor wilde paddestoelen. De paddestoelenteelt geschiedt in het aardedonker, zodat de zwammen geen gezond kleurtje en een stevige steel krijgen, maar bleek blijven en wiebelig op hun fluwelen pootjes staan.
Fluweelpootjes groeien op dood hout op vruchtbare grond. Dat kunnen omgevallen bomen zijn, boomstronken of takken. Zolang het maar hout is. Loofhout wel te verstaan. Van sparren en dennen houden de zwammetjes niet. Dode vlier, dode els, dode populier, dode kastanje, dode iep en dode es zijn populaire groeiplaatsen.
De winterzwammetjes zijn te verwarren met zwavelkopjes, die ongeveer dezelfde kleur en omvang hebben, en die eveneens in bundels op dood hout staan. Zwavelkopjes zou ik niet eten. Ze zijn alleen niet fluwelig en krijgen in de regen niet zo’n glanzende, bijna slijmerige hoed als fluweelpootjes. Pluk de zwammen dus als het regent.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 16 dec. 2015)