Wie wil er geen blauwborst zien?
Een week van huis en de lente blijkt losgebarsten. ’s Morgens zorgt het aanzwellende koor van roodborstje, heggenmus, winterkoning, koolmees, pimpelmees, merel, zanglijster, vink, groenling, zwartkopje en tjiftjaf voor een aangenaam ontwaken. Tijdens een wandeling door het natuurmonument Kardinge bij Groningen dienen allerlei pas gearriveerde zuiderlingen zich aan.
In de vochtige loofbossen laat de eerste en vervolgens de ene na de andere fitis zijn riedel horen – zoals altijd enthousiast, luid en hoog beginnend om naar lagere regionen af te dalen, steeds zachter en wegstervend. Fitissen zingen decrescendo. Dat kun je niet zeggen van de eerste rietzanger die ik hoor, in een van de rietvelden. Die krast en jubelt erop los.
De boerenzwaluwen die over de weilanden vliegen klinken iets bescheidener. Dat geldt helemaal voor de spreeuwen. Als die al niet achter de schapen aan hippen om insecten op te pikken, zitten ze op een hoge post te neuriën. Uit de weilanden klinkt ook het mauwende gezang van fladderende kieviten en het melancholieke fluitje van een tureluur.
Mijn wandelgezelschap is iemand die gebrand is op het zien van een blauwborstje. Tja, wie wil dat niet? Ik wil zelf ook wel een blauwborstje zien. Dit jaar heb ik er nog geen gehoord of gezien, dus dat wordt tijd.
Ik voer de op blauwborsten gebrande wandelgezel mee naar verschillende rietveldjes waar ik in voorgaande jaren weleens blauwborstjes zag. Er scharrelen mezen, tjiftjaffen en fitissen door het met wilgen verrijkte riet, terwijl in het wat minder met wilgen verrijkte riet twee vogels zitten te zingen, beide met zwarte kop en beide hoog en goed zichtbaar in de stengels. Een roodborsttapuit en een rietgors. De eerste zingt een razendsnel deuntje, de laatste rockt een vierkwartsmaat. Maar blauwborstjes, nee.
Een bruine kiekendief zweeft mee als we verder lopen. Bij het laatste kansrijke riet horen we een kakofonische rapsodie die weleens van een… ja daar, wandelgezel wijst en warempel, een mannetje blauwborst vertoont zijn zwart-rood-wit-en-vooral-blauwe borst. In het zonlicht vlamt hij prachtig uit de nog gele rietkraag.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 11 april ’18)