Zilvermeeuw op het dak

Zilvermeeuw op het dak

Zilvermeeuw. Foto Koos Dijksterhuis
Zilvermeeuw. Foto Koos Dijksterhuis

Het ochtendlicht schildert een zilvermeeuw oranje. De meeuw is vroeg uit de veren – misschien was hij de meeuw die ik door het open raam goedemorgen hoorde wensen toen ik vanmorgen wakker werd. Die zilvermeeuwen kunnen in het voorjaar een keel opzetten. En in Haarlem broeden ze op de daken, ook op het dak waaronder ik slaap.

Twee jaar lang lag er een skelet van een dode zilvermeeuw in de dakgoot. Als ik uit het raam reikhalsde zag ik het liggen. Het is uiteengevallen en verwaaid. Het bekkenbeen viel op het balkonnetje en ligt daar nog steeds.

Net als kraaien kunnen meeuwen rekenen op ’s mensen hoon en haat. Behalve aan de rijke vocabulaire van zilvermeeuwen, door ongeoefende luisteraars ‘gekrijs’ genoemd, ergeren mensen zich eraan dat meeuwen hun afval opeten en bereid zijn daarvoor vuilniszakken open te sjorren. Op gezette tijden klinkt daarom een populistische roep om bestrijding.

In De zilvermeeuw, het nieuwe deel van de vogelreeks van AtlasContact, schrijft Kees Camphuysen meeslepend over onder meer de lange geschiedenis van die meeuwenbestrijding. Een rij maatregelen wordt nog altijd van tijd tot tijd getroffen: doodschieten, vergiftigen, eieren schudden of lek prikken, slechtvalken loslaten. En elke keer sorteren die maatregelen hooguit een tijdelijk en vaak zelfs een averechts effect. Door ze van hun plek te verjagen, kunnen ze naar andere steden uitwijken en nieuwe kolonies stichten. Dat gebeurde ook toen er vossen werden uitgezet in de duinen. De meeuwen vluchtten toen naar de steden.

Het zijn, blijkt uit Camphuysens jarenlange onderzoek naar zilvermeeuwen, maar enkele individuen die zich in mensenafval in de steden specialiseren. Wil je die afval-opruimers bestrijden, dan hoef je dus geen hele kolonies aan te pakken. Die paar specialisten hoeven niet in de buurt te broeden. Er zijn er die vanuit de kolonie op Texel een paar uur vliegen om in Amsterdam patatjes uit de goot te vissen.

De zonbeschenen meeuw is vast niet zo vroeg al uit Texel komen vliegen. Waarschijnlijk woont ie in de buurt, misschien broedt ie op een Haarlems dak.

(Natuurdagboek Trouw dinsdag 10 april ’18)

DELEN
Reacties zijn gesloten.