Weerbarstige walnoot

Gladde bolster, ruwe pit; je zou de walnoot recalcitrant kunnen noemen. Vaak heb ik geworsteld om walnoten te kraken, als ik geen notenkraker tot mijn beschikking had. Er met een hamer of iets anders zwaars op slaan, aan de scharnierkant tussen de deur (en deurpost), erop staan. Al die methoden leiden tot een verbrijzelde noot, waar je splinters bast uit moet zien te pulken. Dat lukt nooit helemaal, zodat je met harde, scherpe, droge en bittere bastjes in je mond zit.
Een walnoot is een harde steenvrucht. De noot wordt ook wel okkernoot genoemd, en een okkernoot was in mijn kindertijd tevens een harde tik op iemands hersenpan, met de knokkels van een vuist.
Walnoten zijn heel gezond, maar niet speciaal voor je hersenen, zoals de alternatieve genezerij wil doen geloven, met als argumentatie dat de noot wel wat op hersenen lijkt. Volgens zo’n redenering zou consumptie van kokosnotenbast moeten helpen tegen kaalheid. Walnoten zijn wel goed voor de bloedvaten.
Dat weerba(r)stige van de walnoot bleek mee te vallen, toen Rob Schouten (die van de column) eens voordeed hoe je zo’n noot tussen twee blote handen kunt openbreken. Het ging verrassend gemakkelijk en deed geen pijn. Ik kon er op een feestje indruk mee maken op de aanwezigen, beloofde Rob me. Sindsdien ga ik nooit meer naar verjaardagen zonder een zak walnoten.
Als kind wilde ik de noot ongeschonden uit zijn bast krijgen, maar dat is me geloof ik nog nooit gelukt. De twee helften zitten via een wespentaille aan elkaar, dwars door een schotje heen. Misschien als ik dat schotje voorzichtig openknip…
Gedroogde walnoten zijn lekker. Gaaien en roeken lusten ze ook graag. Die kraken ze niet tussen hun pootjes maar laten ze uit de lucht op een stenen ondergrond kapot vallen. Daardoor vind ik soms halve walnotendoppen op plekken, ver van een walnotenboom. Aan de boom zitten die ruwe pitten in hun gladde, groene bolsters.
(Natuurdagboek Trouw maandag 28 oktober ’19)