Waar zijn de groenlingen?
Ach, die groenlingen toch. Weinig vogels zag ik zo vaak en zoveel als groenlingen. Overal hoorde ik hun sputterende roepjes en hun knarsende zag. Elke dag kwamen ze op het vogelzaad in mijn tuin. Misschien is hen dat wel noodlottig geworden.
Groenlingen gaan na een jaar of twee, drie meestal wel dood. Katten en sperwers pakken hen, auto’s rijden tegen hen aan, ze vliegen tegen ramen en bezwijken aan honger, uitputting kou of ziekten. Groenlingen zijn forser dan de meeste andere vogelsoorten uit de vinkenfamilie, maar zijn zeker niet minder vatbaar voor ziekten. Integendeel. Vorig jaar onderzocht het Dutch Wildlife Health Centre in Utrecht negen dode groenlingen. Allemaal bleken ze te zijn gestorven aan een ziekte. Eén had vogelpokken, één yersiniose en één salmonella en maar liefst zes groenlingen hadden het geel.
Het geel is een besmettelijke vogelziekte die tot gelige oog- en snavelontstekingen leidt. De zieke vogels krijgen gezwellen en kunnen niet meer eten, drinken of ademen. Zolang ze die drie nog wel kunnen, maken ze gebruik van vogelvoer en drinkwater in tuinen van vogelliefhebbers, zoals ik. En juist via dat drinkwater en voer besmetten ze elkaar. Ik hoop niet dat ze in mijn tuin hun ondergang vonden, maar het zou best kunnen, want voor zover ik weet heb ik de vogelrijkste tuin in de buurt. Mijn tuin grenst aan een miniplantsoentje waar veel vogels slapen, schuilen, nestelen en dekking zoeken en waarvandaan ze mijn tuin afstropen. Met kool- en pimpelmezen, vinken en huismussen waren groenlingen de talrijkste kostgangers in mijn tuin. Maar deze winter heb ik er nog niet één mogen verwelkomen. En ook buiten mijn tuin zie ik ze minder dan andere jaren.
In 2009 heerste er ook geel onder groenlingen. Aantalsgewijs kwamen ze aardig over die klap heen, maar of hen dat opnieuw lukt? Hopelijk wel en krijg ik ze volgend jaar weer te gast.
(Natuurdagboek Trouw maandag 30 jan. 2017)