Vroege nachtvlinders

Nu de winter het na een paar koude nachten laat afweten, kunnen ’s avonds de voorjaarsspanners op de buitenlamp, de koplampen of het raam afkomen. De grote en vooral de kleine voorjaarsspanner waren al actief, ze losten de wintervlinders naadloos af. Hun vroege komst werd onderbroken door de vorst, maar als de nachttemperatuur tot een graad of vijf stijgt, worden ze weer actief. En dat blijven ze nog wel een week of zes.
Kleine voorjaarsspanners kunnen talrijk zijn, maar meestal blijven ze bescheiden in hun aantallen. Wie geen loofbomen in de buurt heeft, heeft hoe dan ook het nakijken, want voorjaarsspanners, de kleine zowel als de grote, hebben loofbomen nodig als waardplant. De grote voorjaarsspanner is zelfs zo kieskeurig dat ie alleen eiken wil. In de boomrijke, zuidoostelijke helft van ons land zijn beide voorjaarsspanners algemeen, maar in de noordwestelijke helft met klein- en veengrond komen ze weinig voor.
De vrouwtjes kruipen op een boom. Ze hebben nauwelijks vleugels en kunnen niet vliegen. Ze zitten als boombloempjes te wachten tot een mannetje ze ten dans vraagt. De mannetjes vliegen wel –gevleugelde nachtvlinders die nu op uw raam plaatsnemen, zijn vrijwel gegarandeerd mannetjes – en verdringen zich rond de boom waar ze de verleidelijke geurtjes van de vrouwtjes opsnuiven.
Als het klikt, volgt een paring. De uitdrukking dat het ‘klikt’ hebben vlinders uitgevonden, want om lichaamssappen te overhandigen, klikken ze elkaars achtersten aan elkaar. In de zomer kun je aangekilkte dagvlinders zien vliegen en nu zou je ’s nachts in het licht van een zaklamp aangekilkte voorjaarsspanners kunnen zien vliegen. Dan vliegt alleen het mannetje en wordt het vrouwtje meegesleept.
De vrouwtjes zetten eitjes af op (eiken)bomen. In april komen er rupsjes uit, net als de boomblaadjes uitbotten. Jammie! Volgevreten gaan de rupsjes ondergronds om zich te verpoppen.
(Natuurdagboek Trouw maandag 28 januari ’19)