Vroege kolganzen

Vorige week organiseerde Vogelbescherming de teldag voor trekvogels. Op die dag zwermden misschien nog wel meer vogelaars uit naar strategische plekken dan ze toch al zouden doen op een zaterdag in de herfst. Het zijn vaak uitstekende vogelaars, die tellers, die aan de klank van een piepklein piepje kunnen horen welke soort er overvliegt. Een vink (tjup), keep (kep), ringmus (tjierp), koperiwek (ziep) of kruisbek (klip). Knap hoor.
Er werden minder vogels geturfd dan andere jaren: 242 duizend in 187 soorten. Vorig jaar vlogen er anderhalf keer zoveel vogels over. Dit jaar is er een opvallende nummer 1: de kolgans met 68.515 vogels! Ik zag over het voetbalveld waar mijn zoon voetbalde inderdaad veel kolganzen passeren, in enorme V-formaties. Meestal scoren spreeuw, vink, graspieper en kievit hoog, maar de hoofdmacht der kolganzen arriveert meestal later uit de broedgebieden. Zou de winter vroeg zijn ingevallen op de Russische toendra? Wellicht, het zou verklaren dat de aanhoudende oostenwind zo fris was. Misschien blies die wat Russische winter mee. Waarschijnlijk vlogen de kolganzen wel met deze toendrawind in de rug naar Nederland.
Een andere opvallende verschijning in de trek-top dit jaar is de kruisbek. Kruisbekken broeden in Nederlandse naaldbossen in schommelende aantallen. Waarschijnlijk hangt hun aanwezigheid af van hoeveel overwinteraars uit het noorden er na de winter blijven plakken. Dat zou dan wat beloven voor komend voorjaar, want de kruisbek haalde met 2500 vogels de tiende plek. Misschien is het in de Russische, Finse en Scandinavische taiga ook vroeg winter? Waarschijnlijker is dat de pijnappels er minder zaad dragen dan anders.
Dat kan nog een interessante herfst worden, met misschien wel invasies van gaaien, notekrakers of pestvogels.
(Natuurdagboek Trouw 15 okt. 2013)