Vliegenvanger
‘Er zat een bonte vliegenvanger in de tuin’, zei mijn geliefde toen ik thuiskwam. Ik was wezen fietsen met iemand. We hadden gele kwikstaarten, rietgorzen en een specht gezien, en een roerdomp gehoord. Maar die bonte vliegenvanger hadden we dus gemist.
Hoewel bonte vliegenvangers in mei door Groningen trekken, had ik er nog nooit een in mijn tuin gezien. Bonte vliegenvangers broeden in holen in bossen, in Drenthe bijvoorbeeld. Ze kwamen de afgelopen weken uit Afrika. Een deel van hen trekt verder naar Oost- en vooral Noord-Europa.
Bonte vliegenvangers zijn bont: zwartwit dus. Onze broedvogels zijn meestal donkergrijs of donkerbruin met wit, de vrouwtjes lichter dan de mannetjes. De noordelijke mannetjes zijn donkerder. Ik denk dat dit een noorderling was, want hij was gitzwart met wit. Geliefde had hem op de foto gezet.
Tot mijn vreugde zat de vogel de volgende dag weer in de tuin. Hij maakte vanuit een sering de voor vliegenvangers typerende jachtvluchtjes: even de lucht in, hap, en met prooi terug naar de zitplaats. Vaker nog dook hij vanuit een struik naar een donker begroeid deel van het tuinpad. Hij hipte ook op de grond. Hij jaagde in de lucht op dansmuggen en op de grond wellicht op mieren.
Weldra sloop er een kat op hem af. Die joeg ik weg, maar ik hield mijn hart vast voor de vliegenvanger. Hij vergrootte zijn actieradius tot aan de overkant van de stadsvijver, waar we hem door de kijker in de ochtendzon zagen scharrelen. Hij leek zich soepel te voegen tussen mussen, mezen en zwartkopjes.
Op een ochtend droomde ik dat ik hem hoorde en toen ik wakker was, bleek het ‘m echt te zijn. Hij zong zijn deuntje, met een op en neer gaand begin. Wat zou het leuk zijn als ie een vrouwtje wist te verleiden samen met hem een van onze nestkasten te gaan bewonen.
Maar nee, precies een week bleef ie te gast. Daarna vloog ie hetzij verder, hetzij in de klauwen van een kat.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 12 mei ’21)