Vergeten landschap
Afgelopen weken is onze straat bestraat. Langs de klinkerweg zijn uitsparingen om auto’s te parkeren. Er kunnen twee auto’s in, dan is er even een uitstulping van het trottoir met een boom. Als ik uit het raam kijk, zie ik rechts een boom, maar links niet. Daar is ook geen verbreding van het trottoir. Vóór de bestrating was die er toch wel? Er pasten toch maar twee auto’s en geen vier, zoals nu? Of vergis ik me? Nee, er is één trottoirbuffer verdwenen. En de boom dan die daar stond? Is die omgehakt? Of stond er geen boom? Ik weet het niet meer.
Terwijl ik allerlei verwilderde of aangeplante bloemen weet te staan, kan ik me een boom niet herinneren. Zo snel verdwijnt de herinnering aan het landschap. Geen wonder dat wij Nederlanders niet meer weten dat ons platteland kort geleden niet plat was. Dat er sloten, greppels, richels, bulten, terpen en essen waren. Dat hagen de percelen omheinden. Dat rogge, haver, gerst, boekweit, zomertarwe, korrelmaïs, karwij, klaver, luzerne en andere gewassen elkaar afwisselden, met een weiland koeien in de buurt. We weten niet meer of het platteland is een platte, monotone vlakte tussen beide horizonnen, van groen gras met soms een paardenbloem en met akkers waarop één gewas groeit. Boerenbedrijven onderbreken de vlakte: golfplaten loodsen, silo’s vol krachtvoer, windturbines en enorme pillendozen met drijfmest. Het arbeidershuisje dat als vakantiehuis fungeert, gaat schuil achter een gigantische landbouwmachine. Die wordt getrokken door een airconditioned en hydraulisch geveerde megatrekker van een Amerikaans merk.
Eerst verdwenen talingen, slobeenden, grielen, velduilen, wulpen, snippen en kemphanen, orchideeën en zeggen, salamanders en hagedissen uit het cultuurland. Toen verdwenen tureluurs, grutto’s en veldleeuweriken, koekoeksbloemen, klaprozen en korenbloemen. Nu zijn kieviten en scholeksters op hun retour, graspiepers en boterbloemen. Wie maalt erom, na drie weken zijn we ze vergeten.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 1 dec. 2016)