Twee lepelaars

Achter ons huisje op Schiermonnikoog kijk ik omhoog en warempel, twee lepelaars vliegen over. Op Schier broeden zo’n tweehonderd paar lepelaars. Dat zijn dus vierhonderd lepelaars, nog afgezien van de jongen. Op Schier zag ik in mei 1988 voor de eerste keer lepelaars, in een slenk bij de Kobbeduinen. Dat was een hele belevenis. Het is nog altijd een belevenis om lepelaars te zien. Prachtige beesten. Ze lusten graag visjes, maar ik zie ze ook wel over het wad scharrelen, waar ze vast op garnalen jagen. Ze eten wat de pot schaft, zolang het met die platte snavel te grijpen valt.
In de jaren tachtig waren de lepelaars bezig met hun opmars over de Waddeneilanden. Via Texel werden de andere eilanden gekoloniseerd. Ondertussen broeden ze ook op Rottumerplaat. Twaalf jaar geleden al zag ik er twee in Noord-Denemarken. Daar waren ze een zeldzaamheid, ongetwijfeld afkomstig van de Nederlandse Waddeneilanden. Ze streken er neer tijdens hun vlucht van het vasteland. Want op het vasteland lukte het broeden niet zo best. Te weinig ruimte zonder vossen. Op de Waddeneilanden waren geen vossen en konden ze veilig broeden, bij plassen, slufters, slenken. Gewoon op de grond op het kweldergras. Het loslaten van vossen op Vlieland is voor lepelaars een ramp.
In de nazomer zwermen de witte schoonheden uit over Noord-Nederland. In het Lauwersmeer en andere plassen kunnen zich er honderden verzamelen. Ook langs sloten zijn ze soms te zien. Soms zie ik weleens lepelaars in linie over de stad vliegen. Maar nu zie ik er twee boven ons huisje op Schier. Ze zullen weldra naar het zuiden aftaaien, en komen over een half jaar weer terug.