Tuinvogels tellen

Zondag droeg ik een verhaaltje voor in Vroege Vogels. Het programma stond in het teken van tuinvogels. Of specifieker: van de tuinvogeltelling van gastheer Vogelbescherming. De presentatoren vroegen me of ik had geteld. Oeps, nee, glad vergeten, maar ik zal het vanmiddag doen. Aldus deed ik. De specht, de mezen, roodborstjes en duiven van zaterdag lieten zich niet zien. De eenden en meerkoeten die vanuit het aangrenzende water vaak mijn tuin beknabbelen waren nergens te bekennen.
Vogelbescherming raadt aan vogels te lokken met voer. Maar op de vetbol kwamen slechts kauwen af. Drie tegelijk, dus ik mocht ze voor drie tellen. In twee halen hees een kauw de vetbol op en hakte hem aan gort.
Het regende, vogels houden niet van regen. Daarbij: in een kwakkelwinter als dit vinden ze in bos en park voedsel genoeg. Ze hoeven niet naar tuinen.
Je moet een half uur tellen. Ooit kwam er vijf minuten na mijn telling een ijsvogel langs. Die heb ik er toen mooi nog even ingesmokkeld. Een Vogelbeschermer vertelde me dat je je teltijd achteraf vijf minuten kunt opschuiven. Die vink aan het begin komt dan te vervallen, maar de ijsvogel zit erbij. Dat is even onwetenschappelijk als vogels lokken. Maar met duizenden tellers krijg je volgens die Vogelbeschermer nochtans zicht op trends. Zo is de spreeuw gezakt van 6 naar 9 en het gaat inderdaad slecht met de spreeuw. De huismus prijkt echter alweer op 1, terwijl dat gezelschapsdier in werkelijkheid in de min staat.
Affijn, net binnen mijn halve uur arriveert een merel, om de vetbolbrokstukken van de kauw op te ruimen. Score: drie kauwen en een merel.