Te droog voor neefjes

In mei was er bij ons in de tuin niet te zitten vanwege de muggen, hier in de buurt neefjes genoemd. Als Grunnegers het over muggen hebben, bedoelen ze vliegen. Na twee, drie maanden droogte is er geen mug meer te bekennen.
We konden tijdens de hittegolf tot diep in de nacht buiten zitten zonder zoem- en prikterreur, we kunnen nog steeds de tuindeur ’s avonds wagenwijd open laten staan, we kunnen onder het open raam slapen. Geen mug te horen, hoewel onze tuin aan water grenst. Dat water gaat schuil onder een pak eendenkroos.
Ook bijen en hommels zoemen niet zoveel door de tuin. Dat heeft twee redenen. Door de warmte bloeien bloemen snel uit en door de droogte leveren ze nauwelijks nectar.
Wel schuimt er ’s avonds een kolibrievlinder de bloemen van de wilde kamperfoelie af. Die zuidelijke migrant gedijt goed in de allengs hogere zomertemperaturen. Eksters, merels, mezen en andere vogels laten zich mooi zien bij het drinkwaterbakje dat ik strategisch heb opgesteld. Bij gebrek aan hemelwater vindt fris drinkwater gretig aftrek.
Andere jaren waren egels vaste klant bij het waterbakje, maar deze zomer komt er een steenmarter slobberen. Verder zien we vliegen en wespen drinken, en soms een slak. Wie dieren in de tuin wil zien, zorge voor drinkwater. Met een grotere bak krijg je nog badderende vogels ook.
Ons klimaat krijgt Spaanse trekjes. In plaats van naar côtes of costas reden wij deze zomer naar Ezumakeeg, het deel van het Lauwersmeer waar meestal veel vogels dor het ondiepe water waden en waar veel soorten te zien zijn, ook zeldzame.
Maar deze keer niet. Tot ver was het meer opgedroogd. In de verte zagen we ganzen, lepelaars, kemphanen en reuzensterns bij een resterende plas. Koeien sjokten door de zinderende lucht. Het leek wel een Afrikaanse savanne in de droge tijd. Langs de dorstige rietkraag snorde een libel op zoek naar neefjes, maar die waren er niet.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 8 september ’22)