(Tafel)eenden
Krakeend, kuifeend, slobeend, wilde eend, tafeleend en smient; zes eendensoorten turven we op een ommetje door de waterrijke weidevogelweiden van natuurmonument Kardinge, ten oosten van Groningen. Eenden hebben vaak rare namen.
De slobeend is een bontgekleurde eend met een forse lepelbek. Daarmee slobbert hij, wat zijn naam verklaart. De wilde eend is de tamste aller eenden; de enige die zich voor zijn dagelijkse brood tot mensen wendt. De krakeend maakt tijdens de balts een krakend geluid: “krrr, krrr”. De smient roept “pieuw, pieuw!” Ik hoor daar ondanks de ie-klank geen smient in, maar een ander misschien wel. En het Engelse smew lijkt al meer op pieuw. Maar op de etymologiebank lees ik dat de smient zijn naam dankt aan het Germaanse smi-ent. Ent is eend. Smi zou klein betekenen. Nou, talingen en kuifeenden zijn kleiner.
Bij de kuifeend is het duidelijk: de zwart-witte woerd heeft een kuif. Kuifeenden dobberen vaak in gezelschap van tafeleenden. Die hebben geen tafel, en ze lijken ook niet op een tafel, maar misschien worden ze weleens opgediend op tafel. Dat gold in het verleden voor alle eenden, dus dan is het nog een vage naam.
Tafeleenden hebben een nog oranjere kop dan smienten, met oranjerode oogjes. Hun zwarte borst en kont steken af tegen hun zilvergrijze rug en flanken. Het zou kunnen dat een roofvogel die rug op het glinsterende water nauwelijks ziet en denkt dat er twee donkere vlekjes drijven, te klein om op te eten. Het tafeleendenvrouwtje is echter bruin.
Tafeleenden broeden in Nederland, maar het zijn er weinig. In de winter komen er tienduizenden bij. Ze duiken waterdiertjes- en plantjes op. Maar vaak dutten ze drijvend, zoals op de foto.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 18 nov. 2015)