Strandplezier
Het is druk op het Bloemendaalse strand. En warm. Zo druk, dat dochter en ik flarden opvangen van de gesprekken rondom. Drie meiden van een jaar of achttien praten over hun weldra beginnende studie en hun onlangs afgeronde gymnasiumtijd. Zo warm, dat dochter en ik ieder uur even in zee moeten plonzen, om het draaglijk te houden. We slalommen tussen de zonnebaders door en kruisen het vochtige zand waar de mensen balspelletjes doen.
Ieder uur pak ik de verse aanwinst aan afval, om het in één van de duizenden vuilnisbakken te gooien. Ieder uur verschijnen er langs onze vaste route van honderd meter gemiddeld twee nieuwe plastic zakjes en twee drinkkartonnetjes of flesjes. Een keer vinden we een feestelijk gekleurde frisdrankfles van hard plastic met een geavanceerde sluiting, voorzien van een slurptuitje. Er liggen proppen aluminiumfolie, sigarettenpakjes en –peuken, zaksluitingen en flarden wc-papier, veel wc-papier. Dat laat ik liggen, ik heb geen handschoenen en je weet nooit.
Opdrogend in de zon tuur ik naar de silhouetten van overzeilende zilver- en mantelmeeuwen. Tegen de hemelsblauwe achtergrond zijn ze prachtig, hun vleugelranden stralen als een krans van zonlicht.
‘Ieuw’, gilt één van de gymnasiummeiden. Ik kijk en zie haar vol afgrijzen een zanderige meeuwenveer uit het strand trekken. Tussen duim en wijsvinger werpt ze het verfoeide object van zich.
De middag vordert en de mensen pakken hun biezen. De zilver- en mantelmeeuwen zijn direct paraat om de achtergebleven koekkruimels en chipjes soldaat te maken.
Dochter en ik gaan weer te water. Heerlijk koel is het. Als we teruglopen, zien we een lege plek waar de gymnasiummeiden lagen. Nu liggen er drie drinkpakjes, een koekverpakking en een chipszak.
(Natuurdagboek Trouw vrijdag 26 aug. 2016)