Stengelloze zak met sporen
Wandelend door de Schoorlse duinen zie ik onderaan een hoogbejaarde den een gele, ronde zwam. Zijn geel kleurt fraai bij de door korstmossen turkoois gekleurde stam. Het is bovist, een soort stuifzwam, een stengelloze zak, gevuld met sporen. Als die rijp zijn, knapt de zak open en verstuiven de ragfijne sporen. Maar zolang de zak nog strak staat, lijkt de zwam een soort knol. Hij heet dan ook aardappelbovist; gele aardappelbovist.
De aardappelbovist meet een centimeter of zes, maar een boom verder vind ik er een van tien centimeter. Ook qua formaat zijn ze dus vergelijkbaar met piepers. Die grote is al oud en bruin en opengebarsten. Zou de den die hem moet verdragen zo’n zwam ervaren als een zweer die openbarst? Ik denk het niet, het lijkt me sterk dat bomen zonder hersens net zo denken en ervaren als mensen.
De aardappelbovist is niet egaal geel, maar bestrooid met donkere spikkels. Als ik er met mijn vinger over strijk, voel ik dat ze een randje hebben. Ze liggen als minuscule plakjes op de zwam en zijn ook een beetje hoekig. Ik heb geen idee waarvoor ze dienen. Misschien om ondernemende lekkerbekken als bosmuizen of reeën te ontmoedigen. Maar misschien ook wel nergens voor. Versiering lijkt het me niet – paddestoelen versieren elkaar niet, dus waarom zichzelf dan wel? In de natuur is versiering meestal bedoeld om anderen mee te bekoren.
Zou ik de bovist doorsnijden, dan krijg ik een contrastrijk plaatje te zien van een bijna zwarte sporenmassa, omgeven door een stevige, witte schil van enkele millimeters dikte. Maar ik snij de zwam niet door, ik heb geen dringende onderzoeksmotieven voor snijwerk. Die plaatjes zijn desgewenst op internet te vinden.
Zoals de bovist parasiteert op bomen, wordt hij zelf soms geparasiteerd door andere zwammen, met de toepasselijke naam kostgangerboleet.
(Natuurdagboek Trouw maandag 20 feb. 2017)