Slapen op de Toendra
Gisteravond was ik bij de première van Nooit meer slapen, de verfilming van één van de mooiste Nederlandse romans die ik ken. Nu ik dit schrijf, heb ik de film nog niet gezien. Misschien kom ik er later op terug. Ik heb er alle vertrouwen in, gezien de regisseur Boudewijn Koole, wiens kinderfilm Kauwboy mij tot tranen toe ontroerde.
Het boek heb ik twee keer gelezen. Eén keer in de woestijn van Iran en één keer op de toendra van Noord-Groenland. De laatste locatie was passender voor het verhaal, dat zich in Lapland afspeelt. Ik herinner me dat ik uit het vliegtuigje dat me terugbracht, kogelronde meertjes smeltwater zag. En dat ik me afvroeg of dat volgelopen meteoriet-inslagen konden zijn.
Op Groenland liepen we tien uur per dag door zwaar terrein. Net als de held uit Nooit meer slapen hadden we soms om twee uur ’s nachts het idee dat het namiddag was, werden we tot bloedens toe opgezogen door muggen en haalden we natte voeten. We ploeterden soms urenlang door modder en sneeuw.
Overigens sliep ik daar prima. Het buiten lopen was ongetwijfeld bevorderlijk voor de slaap. Het ontbreken van media waarschijnlijk eveneens. Telefoons hadden er geen bereik, er was geen internet, niks. Tegen de middernachtszon deed ik een gordijn dicht. Bovendien sloot ik mijn ogen. Ik kan ook wakker blijven als de zon onder gaat, dus waarom zou ik niet kunnen slapen bij avondlicht? Sterker nog: ik slaap ’s zomers beter op de arctische toendra dan ’s winters thuis. De titel Nooit meer slapen is weliswaar perfect, maar zelf herken ik me meer in het onzekere voortmodderen van de hoofdpersoon.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 4 feb. 2016)