Satie de spreeuw en de eerste fitis
Brabantse nachten zijn lang, zong de feestband R.K. Veulpoepers B.V. Een midweekje Brabant vliegt nochtans voorbij. Op de dag van vertrek pikken metgezel en ik nog één aan ruilverkaveling en andere goede bedoelingen ontsnapt natuurgebied mee: het Soerendonks Goor en de aangrenzende heide.
Vanuit een vogelhut aan het water zien we voortdobberende smienten. Smienten zijn Oost-Europese eenden die bij ons overwinteren en de schuld krijgen als onze plofkippen een griepje vatten. Ze glanzen zilvergrijs, zwart-wit en roestbruin in de ochtendzon. Kuifeendjes zwemmen erachterlangs, telkens duikend. De vrouwtjes zijn donkerbruin, de woerden gitzwart met sneeuwwit.
Op de oever voor onze neus waggelen grauwe ganzen. Ze loeren waakzaam naar de gluurgleuf waardoor we ze bekijken. En aan de overkant staan blauwe reigers op kale struiken. Ze lijken er te nestelen.
We volgen kleine paadjes langs bosranden, passeren een hoogbejaarde grenspaal, kruisen een heideveld. We zien hondsdraf, speenkruid, kleine veldkers, klein en groot hoefblad bloeien.
We horen een grote lijster zingen en zien een grote lijster vliegen. Een grote lijster lijkt op een zanglijster, maar zingt merel-achtig. Er zingen veel vogels, het is lente. Winterkoninkjes, roodborstjes, merels, graspiepers, leeuweriken, geelgorzen en spreeuwen. Spreeuwen zingen het gevarieerdst. Ze neuriën allerlei klanken en wijsjes, en klepperen tussendoor met hun snavels. Spreeuwen meten zich met wielewalen en nachtegalen, maar worden door hun bescheiden volume zelden op waarde geschat. Als de merel Mahler is, is de spreeuw Satie.
Ineens horen wij tussen al dat gezang de vrolijk beginnende, maar treurig wegstervende riedel van een fitis. Fitissen zijn zeer algemeen, maar het is altijd feestelijk om de eerste van het jaar te horen. Meestal zijn fitissen een dikke week later dan tjiftjaffen, nu slechts drie dagen.
(Natuurdagboek Trouw vrijdag 20 maart 2015)