“Tjif tjaf tjif tjaf”

Liepen we de ene dag over de Strabrechtse heide, de volgende doorkruisen we de Peel. De Peel is een restant hoogveen dat niet is omgezet in maïsvelden om ons drijfmestoverschot in te spuiten. Het is er natter dan op de Strabrechtse hei, er is veel water. Er zijn vlonderpaden en uitkijkhutten en paden over smalle dijkjes, dwars door meren.
De Peel is tot Nationaal Park gepromoveerd en is dus een toeristische attractie. Maar op een door-de-weekse ochtend wandel je er niet in een rij. In het Bezoekerscentrum heeft men bovendien vriendelijk uitgelegd hoe wij buiten de gekleurde wandelroutes een fraaie tocht kunnen maken. Een tocht van vele kilometers, met hier en daar modder.
Het is een glorieuze lentedag met een lucht die zo kobaltblauw is, dat het bijna overdreven wordt. Maar de zon staat nog vrij laag en zet niet alleen de meren en rietkragen, maar ook de vogels in het eh… zonnetje. Die vogels zijn toch al op hun mooist, nu de versiertijd is aangebroken. Ze versieren zichzelf, ze versieren een partner.
Een torenvalk bidt in de lucht. Een vrouwtje is het, groter en bruiner dan een mannetje. Ze stort zich in de hei en vliegt weg met een veldmuis. Daarmee landt ze op een kale boomstronk. Ze kijkt goed rond en begint dan te plukken.
In moerasbosjes van elzen, wilgen en berken in riet en water, horen we onze eerste tjiftjaf van het jaar. We zien hem ook. Later horen we er nog twee, waarvan we er een zien. ‘Tjif tjaf tjif tjaf tjif tjaf tjif tjaf tjif tjaf.“ Geen vogel roept zichzelf zo graag en langdurig als een tjiftjaf.