Roze bloemen
Roze is de kleur van drie uitbundige, algemene zomerbloemen van vochtige, voedselrijke grond. Kattenstaarten zijn de meest roze van de drie. Als er voedsel genoeg is en competitie om licht, kunnen ze meer dan twee meter hoog worden. Ze steken hun bloemen hoog in de lucht. Die bloeien in decimeters lange aren. Ze groeien op de oever of net in het water. In hun buurt is vaal ook smeerwortel te vinden. En vlinders. Koolwitjes en boomblauwtjes zijn dol op kattenstaart.
Wilgenroosjes zijn bekende inkleurders van pas omgehakte stukken bos. Daar ontkiemen ze massaal tussen de stronken. Ze kunnen ook in groten getale langs plassen en sloten groeien, vlakbij bebouwing of op het boerenland. Ze houden namelijk wel van stikstof. Ze verspreiden zich gemakkelijk: het zaad waait uit de boven de bloem uitstekende zaaddozen. Dat zijn die lange, smalle uitsteeksels. Ze geven de plant een harig aanzien. Wilgenroosjes groeien vaak in de buurt van wilgen, maar ook vaak niet. Hun naam danken ze aan de vorm van hun blad, dat op wilgenblad lijkt.
Dat harige aanzien onderscheidt hen van hun naaste verwant: het harig wilgenroosje. Harig wilgenroosje kan net als wilgenroosje ook in dichte bossen groeien. Langs sloten bij voorkeur, vaak in gezelschap van brandnetels, distels, kninginnekruid, kleefkruid en haagwinde. Samen vormen ze dan een ondoordringbare groene deken van één à twee meter dik.
Harig wilgenroosje lijkt de minst roze van de drie. Maar schijn bedriegt. De bloemen zijn weliswaar klein en omgeven door meer groen dan de bloemen van kattenstaart en wilgenroosje. Maar met de avond- of ochtendzon erdoor, flonkeren ze als dieproze edelstenen in het groen.