Revolutionair

‘Ecologie zonder klassenstrijd is tuinieren’, luidt de kop boven een pamfletje. Er volgt ouderwets revolutionaire retoriek, maar geen woord over ecologie of tuinieren. De conclusie luidt nochtans: ‘Alleen revolutie kan de aarde redden!’ Het is ondertekend door de Vrije Bond, een ‘anarchistische zelforganisatie’.
Ooit beschouwde ik mezelf als anarchist. Al snapte ik dat de afwezigheid van hiërarchie alleen mogelijk was in heel kleine groepen, met sociale controle. Rond 1980 was die sociale controle er. Wie in het kraakpand een fiets kocht was een kapitalist en wie een banaan at was een seksist. Ik las in die tijd het Kapitaal en het Communistisch Manifest. Anarchisme leek me toch sympathieker dan de dictatuur van het proletariaat. Anarchisme had een vrijheidslievend imago. Anarchisten noemden zich Vrije Socialisten en nu kennelijk Vrije Bond. VVD en PVV hebben eveneens vrijheid in hun vaandel – je kunt er alle kanten mee op.
Ik vind Michail Bakoenin nog altijd de sympathiekste revolutionair uit de tijd dat er in Europa een uitgebuite arbeidersklasse was. Vergeleken met lieden als Lenin en Marx is het overigens geen kunst de leukste te zijn. Alleen Trotski had wel wat. Maar de enige revolutionair van wie ik iets over natuur gelezen heb, is Rosa Luxemburg. Zij hield van vogels.
Mijn anarchisme beperk ik intussen tot het negeren van een stoplicht als ik ’s nachts op de fiets een verlaten kruising nader. Dat regels een middel zijn en geen doel, spreekt me wel aan. En dat je als individu vanwege het klimaat niet mag vliegen, terwijl de vliegtuigen leeg blijven opstijgen met hun spotgoedkope brandstof, dat je vegetarisch moet eten terwijl de overheid een reclamecampagne voor vlees en zuivel financiert, dat je energiezuinig moet doen terwijl grootverbruikers korting krijgen, tja, daar zou je een klassenstrijd over kunnen voeren. Maar wat dat met tuinieren te maken heeft?
(Natuurdagboek Trouw woensdag 19 januari ’22)