Raven!
Vriendin en ik wandelen door een leeg deel van Drenthe. Heide, vennen, bos. De zon schijnt, het is warm, we lopen langs een grote heide. Het is zondag maar we zien geen andere wandelaars, fietsers, ruiters, honden, een unicum in Nederland! We lopen ook niet op een echt pad, het is meer een spoor van schapen. We zien de schapen niet, maar er liggen wel schapenkeutels en een uitgemergelde schapenschedel.
Na een tijd komen we bij een gemengd bos. Aan de bosrand ploffen we neer op het zongestoofde gras. We eten wat, drinken water en staren naar de azuurblauwe lucht. De toppen van donkergroene zilversparren en frisgroene lariksen steken scherp af. Er klinkt een soort gekoer vanuit de sparren. Kraai-achtig, maar veel donkerder, holler dan kraaiengekras. Een raaf! Er broeden raven in Drenthe, maar ik dacht ver van deze plek. De raaf koert en kakelt en mompelt en krast. Na enig speurwerk zien we hem hoog in een boom zitten. Dan vliegt hij – ‘krrrr, krrrr’ – weg.
We dutten in, worden weer wakker. Ver weg boven de hei draaien twee buizerds om elkaar heen. Ineens horen we de raaf weer. Daar vliegt hij, recht boven ons, en nog één. De een iets kleiner dan de ander, maar beide groot en beide met een wybervormige staart. Gitzwart tegen knalblauw. Ze vliegen achtjes, spelen met elkaar, buitelen rond. Wat een verliefd stel. Zouden ze van ons hetzelfde denken?
De buizerds cirkelen dichterbij. Ineens sjezen de raven eropaf. Elke raaf stort zich op een buizerd. De buizerds worden tot achter de horizon verjaagd. Dan keren de raven weer. Ze nemen plaats in de sparren, ze koeren, kirren en krassen tevreden.
(Natuurdagboek Trouw 15 mei 2013)