Orchideeën
In Aveyron, ten zuiden van de Franse regio Tarn, wandelen we langs landerijen, over heuvels, door bosjes en op de oever van de Aveyron. Er bloeien veel zomerbloemen, ook de orchideeën zijn vroeg. Gevlekte en aangebrande orchissen staan er in vol ornaat bij, evenals mannetjesorchissen. Prachtige bloemen met prachtige namen. De bokkenorchissen staan nog in knop maar de bijenorchissen zijn al uitgebloeid. Al die orchideeën groeien in de berm. Zulke bermen had Nederland ook, maar wij vonden orchideeën overbodig en spoten ze dood met vergif en mest. Tegenwoordig worden bermen van rijkswegen niet meer bemest. Die bermen worden daardoor fleuriger. Zoals veel bloemen kunnen orchideeën niet goed tegen voedselrijke grond, dan leggen ze het af tegen snelgroeiende veelvraten als brandnetel, akkerdistel of fluitekruid. Orchideeën zijn extra kieskeurig, omdat ze als kiempje niet veel reserves hebben en weinig voeding kunnen opnemen. Orchideezaadjes zijn namelijk piepklein, ze lijken wel sporen en waaien overal naartoe. Orchideeënzaad weet een goede groeiplek daardoor sneller te vinden dan een dik zaadje, te meer daar het zaad in grote wolken wordt geproduceerd. Maar als in het goede aarde valt en ontkiemt, moet het bij de voedselopname hulp krijgen van schimmels. Die schimmels groeien de orchideeworteltjes binnen om suikers af te tappen, die de orchidee maakt onder invloed van zonlicht. Omgekeerd fungeren de schimmeldraden als wortels die water en voedingsstoffen aan de orchidee leveren. Die samenwerking wordt mycorrhiza genoemd, dat een meervoudsvorm lijkt van Latijnse afkomst, maar dat enkelvoudig Grieks is voor ‘schimmelwortel’. Een orchidee moet de schimmels aantreffen met wie zijn soort graag samenwerkt, en in de Franse wegbermen zijn die kennelijk te vinden.