Op zoek naar de unieke menselijke eigenschap

In mei betoogde denker des vaderlands Paul van Tongeren in Trouw in een interview door Lodewijk Dros dat mens en dier niet gelijk zijn. Van Tongeren is filosoof en theoloog. Ik ben het meestal met hem eens, maar hier volgt hij een oude dwaalweg. Biologen zul je er niet over horen; die weten al lang dat de mens even uniek is als andere dieren en dat een koe meer op een mens lijkt dan op een koolmees. Zoogdieren onder elkaar hebben recentere gemeenschappelijke voorouders dan zoogdieren en vogels.
‘Onze humaniteit zit in het vermogen om betekenis waar te nemen en die te delen’, aldus Van Tongeren. Een koe die honger heeft gaat grazen, een mens die honger voelt kijkt op z’n horloge of het al etenstijd is. ‘We zien, ruiken, voelen hetzelfde als andere organismen, maar voor ons zit daar betekenis aan.’ Hij lijkt Descartes wel.
Sinds wij mensen ons de kroon der schepping wanen, hebben wij ons vastgeklampt aan onze uniciteit. Dat de inwendige mens sterk op de anatomie van andere zoogdieren leek, viel echter niet te ontkennen. Descartes bracht uitkomst met zijn verzinsel dat dieren gevoelloze machines waren. Hij beweerde dat (Wikipedia) ‘alhoewel dieren dezelfde organen en zintuigen hadden als de mens om gevoelens en sensaties te ervaren, ze zonder ziel of bewustzijn waren’. Hij lijkt Van Tongeren wel.
In de 370 jaar na Descartes bleven filosofen en theologen koortsachtig unieke menselijke eigenschappen zoeken. Dieren worden intussen wel enkele verdachte emoties gegund, zoals woede, angst, honger. Mensen zouden de enigen zijn die verdriet, zelfbewustzijn, empathie of spel kennen. Onzin, maar al was het zo: zijn kameleons geen dieren omdat ze als geen ander van kleur kunnen verschieten?
Net als de kameleon, de koolmees en de koe heeft de mens iets unieks. De mens lijkt me het enige dier dat zichzelf de kroon der schepping vindt. Arrogantie is de unieke menselijke eigenschap.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 22 december ’22)