Nepworm in slak

Sinds ik deze rubriek schrijf, wil ik leucochloridium paradoxum erin hebben. Maar telkens kwam het er niet van. Ik schreef eens over barnsteenslakjes, dat wel. Die twee soorten hebben veel met elkaar te maken. Vorige week herinnerde het biologenblad Bionieuws me eraan, dankzij een stukje over leucochloridium paradoxum. En nu stuurt Jeanette Essink me er foto’s van. Die nam ze in Drenthe, waar de platwormen talrijk kunnen zijn. Leucochloridium paradoxum en barnsteenslakje hebben een hechte band, al is het een eenzijdige band. Barnsteenslakjes leven in hun fraai gevormde huisjes op vochtige planten, vaak aan de waterkant. Ze redden zich goed zonder de platwormen, des te beter zelfs, maar omgekeerd geldt dat niet. Leucochloridia paradoxa zijn parasitaire platwormen die barnsteenslakken nodig hebben.
De platwormen planten zich voort in de ingewanden van zangvogels. De eitjes worden uitgepoept, waarna de larven rijpen in de buik van een barnsteenslak. Om weer in een zanglijster of merel te blanden, hoeft de barnsteenslak alleen maar door een snavel opgepikt te worden. Lijsters zijn gek op slakken, maar slakken niet op lijsters. Barnsteenslakken houden zich koest onder bladeren, ze laten zich niet zien. Met een batterij platwormlarven in zich, verliezen ze hun behoedzaamheid uit het oog. Ze kruipen naar het licht en daar spelen de parasieten hun grootste troef uit. Met elkaar vormen ze groen-wit, soms bruin-wit gestreepte kolonies in de vorm van een wormpje. Als namaakwormpje kruipen ze moeiteloos door de slak, ze trekken zich terug in diens nek of kruipen voorwaarts tot in de toppen van diens antennes. Die zwellen dan op en zien er opvallend gestreept uit. De parasieten kronkelen ritmisch, onweerstaanbaar voor vogels: hap, slik.