Woeste sluipvlieg
De woeste sluipvlieg dankt zijn naam aan zijn weelderige lichaamsbeharing. Veel sluipvliegen zijn behaard, maar de woeste is het behaardst. Net als de larven van sluipwespen, leven de larven van sluipvliegen in larven van andere insecten. Dat kunnen sprinkhaanlarven zijn, keverlarven, wantsenlarven, bladwesplarven, van alles. Wel heeft iedere soort sluipvlieg zijn voorkeur. De woeste sluipvlieg geeft de voorkeur aan rupsen. Woeste sluipvliegen leggen hun eitjes niet in of op andermans larve, maar in de buurt van de door hen geliefde rupsen, op een plant waar die rupsen van leven. De sluipvlieglarven kruipen vrijwel meteen uit hun eitjes. Hobbelt er een rups voorbij, dan worden ze met blad en al opgegeten of boren ze zich door de rupsenhuid naar binnen. Vervolgens nemen ze de rups geleidelijk over en eten ze zijn inwendige op. Na een week of twee breekt er een sluipvlieg uit, geen vlinder.
De platwormen van gisteren nemen hun gastheer, een barnsteenslak, ook geleidelijk over. Mij werd per omgaand gevraagd hoe de parasieteneitjes uit de vogelpoep in de slak komen. En waardoor geïnfecteerde slakken hun schuwheid verliezen. De slakken knabbelen aan vogelpoepjes en krijgen zo de eitjes binnen. Ze verliezen hun schuwheid waarschijnlijk doordat de parasieten hun hersenen en zenuwen aantasten. Je zou kunnen zeggen dat de slak het fysieke omhulsel is van een platwormenziel. En de rups het omhulsel van een woeste-sluipvliegenziel.
Woeste sluipvliegen zijn één van de algemeenste sluipvliegen van de ruim driehonderd Nederlandse soorten. Ze vliegen als volwassen vlieg rond vanaf de lente, maar zijn nu het actiefst en talrijkst. Vooral op vochtige plaatsen zijn ze te zien.