Motten in de muskusossenwol
Sommige nachtvlinders maken van de dag een nacht, door in duistere krochten te leven. De bruine huismot is er zo een. Dat is een andere soort dan de klerenmot die de plotselinge gaatjes in uw geliefde hemd veroorzaakt. Al maakt ook de huismot soms textiel soldaat.
In wezen is het een prachtig beestje, met crèmekleurig gemarmerde voor- en lichtgrijze achtervleugels. Maar die laat ie alleen zien als ie vliegt en als ie dat al doet, zul je zien dat het donker is. Bij daglicht rent ie met dichtgeklapte vleugels weg. Dat maakt een gespannen indruk, alsof het kleine insect iets in zijn schild voert.
Ik kwam er een paar tegen toen ik mijn schelpenverzameling door mijn handen liet gaan. Dat had ik twee jaar geleden ook al gedaan, toen met het oog op het schelpenboek dat ik aan het schrijven was. Nu was mijn oogmerk sanering. Het leeuwendeel van collectors’ items als wulken en enorme oeroude oesters gaan weg; wie er een wil, komt maar langs. Anders belanden ze op het schelpenpad.
Enfin, bij de opruiming bleken huismotten handige helpers bij de niet-schelpen. De meeste fossielen, schedels en veren heb ik al lang weggegeven of -gegooid. Maar er bleek nog heel wat eetbaars te zijn. De eerste mot die uit een doosje ontsnapte had flink huisgehouden in… ja in wat? Er was slechts grijs poeder over. Het diertje had twee jaar opgesloten gezeten in een doosje dat er potdicht uitzag. Kan zo’n dier zolang zonder lucht? Huismotten kunnen zware tijden overleven in een soort winterslaap, maar deze had als rups flink gegeten en reageerde als mot alert. Hij rende weg en verstopte zich in een krabbenschaal, zie foto.
Verder moesten de vacht van een apenbroodje (van de apenbroodboom), een stel ransuilenballen en een heremietkreeft eraan geloven. Allemaal verpulverd. Met de muskusossenwol uit waren de motten nog bezig.
Alles in de gft-bak. Alleen vraag ik me af waar die huismotjes nu van moeten leven.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 30 augustus ‘23)