Nachtvlinder in het licht

Vorige week hoefde ik ’s avonds maar een raam te openen, of er fladderde een kleine, bruine nachtvlinder naar binnen. De volgende dag kwam ik de vlinder in huis tegen, zette ik hem buiten of liet ik hem zitten. Dan verdween hij spoorloos. Het was een kleine wintervlinder.
Liet ik ’s avonds het raam dicht, dan bleef de vlinder er hunkerend op zitten. Waarom word je nachtvlinder als je zo van licht houdt? Ik hoorde eens dat nachtvlinders die op licht afkomen zich op de maan oriënteren. Ze raken van slag door kunstlicht. Vreemd verhaal. Volgens mij oriënteren ze zich vooral op hun reuk. Ze ruiken de vrouwtjes, die zelf niet vliegen. Die hebben niet eens vleugels. Ze wachten als muurbloempjes op een eik of andere loofboom op minnaars. Vrouwtjes zijn lastig te vinden. Je kunt de mannetjes volgen, maar ook dat valt tegen in het donker. Als je een lamp gebruikt, komen ze liever daar opaf. Licht gaat voor het meisje. De mannetjes kunnen verlichte vensters en buitenlampen compleet bedekken. Tijdens zachte winters blijven ze tot in het nieuwe jaar vliegen, maar de woeste onweers- en hagelbuien sinds pakjesavond hebben de vlindergelederen uitgedund.
Hoe meer kleine wintervlinders, des te meer alarm wandelaars komende lente slaan over kaalgevreten eiken of andere loofbomen. In april maken de groene rupsjes van kleine wintervlinders het zich gerieflijk in een opgerold, met spinseldraden bijeengehouden blad. Als ze genoeg gegeten hebben, laten ze zich aan een draadje abseilen naar de bodem. Onder gevallen bladeren blijven ze in hun pop liggen tot oktober, november, december, wanneer ze als kleine wintervlinder ontpoppen en op het licht afgaan.