Duif op beeld

Van de goedheiligman kreeg ik het nieuwste boek van Adriaan van Dis: Stadsliefde, met scènes uit Parijs, waar hij (Van Dis) de laatste jaren woonde. Het zijn mooie scènes. De clochards die een duif in de pot bereiden met een fles rode erbij, herinner ik me uit een eerder boek. Het kunnen andere clochards zijn met een andere duif, maar ik denk dat het dezelfde clochards zijn met dezelfde duif. Die duif moest eens weten. Dat de onder een brug over de Seine gestoofde duif nog eens beschreven wordt geeft niks, integendeel: hij past heel goed in het stukje dat geheel aan de duif gewijd is. Hoewel Van Dis niet bekend staat als natuurschrijver, observeert hij stadsduiven net zoals hij andere stadsbewoners observeert: precies en met oog voor detail. Stadsduiven broeden op zijn vensterbank. Hij herkent ze individueel aan de tekening om borst en nek. Duiven kunnen prachtig zoenen, op z’n Frans, waarbij ze voedsel uitwisselen. Volgens Van Dis drinken ze beschaafd. Een duif gidste Noach naar land, een duif is het symbool van de Heilige Geest.
Maar veel mensen hebben de schurft aan stadsduiven. Dat geldt zeker voor Parijzenaars, omdat de duiven geen respect hebben voor beelden. ‘Generaal de Gaulle huilt witte stront’, schrijft Van Dis. Zelfs de fanatiek schoongehouden kop van Baudelaire is de klos. Vorig jaar in Parijs viel me inderdaad op dat standbeelden een geliefde zit- en poepplaats waren van stadsduiven (en kokmeeuwen). Ik fotografeerde ze, maar schreef niet op welke gebronsde held erop stond. Van bijgaande foto dacht ik dat het Honoré de Balzac was, maar die schijnt slanker te zijn geweest. Weet u wie de duif torst?