Roggen op de bodem

Roggen zijn kraakbeenvissen, net als haaien. Ik vond eens een verse op een Afrikaans strand. Een aangespoelde deurmat van een meter in het vierkant. Dat is me in Nederland nooit overkomen, hoewel er in de Noordzee ook roggen leven. Gladde roggen, stekelroggen en sterroggen zijn de algemeenste, maar algemeen zijn ze niet meer. Andere soorten komen sporadisch nog voor in het noorden van de Noordzee. De vleet bijvoorbeeld, een rog die zo groot kon worden als een tweepersoonsbed.
Roggen zijn plat en liggen net als platvissen op de bodem. Of ze golven daar vlak boven, op jacht naar garnalen, kreeften, visjes of schelpdieren. Als er netten over de bodem worden gesleept om platvissen mee te vangen, belanden de roggen natuurlijk ook in het net. Bijvangst. Bijvangst gaat dood. De roggen kunnen overboord gegooid worden, maar dat ze de reis naar boven in het net overleven, lijkt me sterk. Alleen al het plotselinge opheffen van de enorme waterdruk moet dodelijk zijn.
Roggenvrouwen zetten in de lente langs de kust hun eieren op de zeebodem af. Als de eitjes uitkomen, bevrijden de jonge roggetjes zich uit hun eierkapsels, die regelmatig op het strand aanspoelen. Die kapsels zijn leeg en hol, donkere rechthoeken met bolle buikjes en in elke hoek een uitsteeksel. Zonder uitsteeksels doen de eierkapsels me denken aan kleine hoofdkussentjes.
Soms eten roggenmoeders hun eigen eieren op; ze hebben geen benul dat ze hun nageslacht bevatten. Roggenmannen doen onbewust hun best dat verlies te compenseren met maar liefst twee penissen. Ze kunnen paren met één ervan of met allebei tegelijk. Die penissen worden claspers genoemd, grijpers. Ze zijn ontstaan uit een deel van de borstvinnen.