Nacht op een kale berg
Met onweer moet je niet onder een boom gaan staan, want als die geraakt wordt, knalt ie uit elkaar en als je niet door de hitte wordt verzengd, valt er wellicht een tak van vierhonderd kilo op je bolletje. Bliksem neemt de weg van de minste weerstand en een boom heeft minder weerstand dan lucht, zeker als ie nat is.
Dat geldt ook voor een toren of een mast of een wandelaar op de vlakte. Alles wat uitsteekt is een mogelijke bliksemafleider. Als wandelaar moet je je dan op de vlakte houden, maar niet plat. Je moet hurken, voeten zo dicht mogelijk bij elkaar, hoofd naar beneden. Als je gaat liggen, ben je de sjaak als er stroom door de bodem schiet.
Ik weet het allemaal best. Maar ik doe het niet. Ik ben een paar keer op de Balg verrast, de strandvlakte aan de oostpunt van Schiermonnikoog, die vijf kilometer voorbij de laatste duinen in zee uitsteekt. En ik heb eens in een tentje hoog in de Pyreneeën gekampeerd terwijl het vreselijk tekeerging.
Op de Balg beende ik zo snel mogelijk naar de dichtstbijzijnde duinen. Anders had ik wie weet hoelang gehurkt in de striemende stortregen op het modderige zand moeten zitten. Hoe onverstandig ook, ik wilde alleen maar naar de relatieve beschutting van de duinen.
Ook in de Pyreneeën gingen donder en bliksem gepaard met een wolkbreuk. Ik werd er wakker van, lag in onderbroek en t-shirt in mijn slaapzak en hoopte maar dat de bliksem mijn aluminium tentstokken, het enige metaal in de verre omtrek, met rust zou laten. Ik stond gelukkig niet op een top, maar wel op een kale berg. Moest ik in het donker de glibberige rotsen over struikelen, langs peilloze afgronden? Hoe ver was trouwens een veilige afstand? Moest ik schoenen, kleren en poncho aantrekken? Het was een graad of vijf, het stormde en het hagelde. Ja ik moest eruit, maar bleef liggen waar ik lag, warm en droog en hopend dat het goed afliep.
Dat liep het.
(Natuurdagboek Trouw dinsdag 31 juli 2018)