Mythes rond de slechtvalk
Een slechtvalk jaagt vaak door zich van bovenaf met hoge snelheid op een vliegende prooi te storten. De prooi sterft door de klap, door de schrik of anders wel door de klauwen die de valk als ontleedmessen naar voren steekt. Ze doorboren de prooi, waarna de valk ermee naar een zitplaats vliegt, en met zijn snavel de nek breekt.
In de valkerij ontstonden diverse mythen over de “edele” valk. Laatst las ik, ik herinner me niet waarin, dat slechtvalken uitsluitend vogels eten, die ze altijd in de vlucht vangen. Daarbij richten ze zich op voor ze uit vluchtende vogels; geen kieviten dus, want die dwarrelen te veel. De laatste mythe heb ik tijdens een lezing al eens argeloos herhaald.
Dat een slechtvalk louter zelf gevangen gevogelte eet, wordt gelogenstraft door valkeniers die hun gevederde jachtvliegtuigjes stukjes dood rundvlees voeren. Voor de andere mythes werd ik op mijn wenken bediend, toen ik De Slechtvalk las, de klassieker van J.A. Baker die uitgeverij Atlas Contact uit de vergetelheid haalde en opnieuw uitbracht.
Baker volgt de in East-Anglia overwinterende slechtvalken gedurende de strenge winter van vermoedelijk 1962-’63. Hij noteert een lange soortenlijst van prooivogels, maar de top-3 bestaat uit houtduiven, kokmeeuwen en… kieviten! Ook vangen slechtvalken vaak patrijzen van de grond, muizen, ratten en zelfs regenwormen.
Baker brengt bijna elke dag in het veld door, weer of geen weer, en bespiedt slechtvalken. Soms slaapt een valk een uur, en ziet Baker hem wakker worden en wegvliegen. Dat vereist een grote alertheid. Hij ziet dan ook van alles, soms vanuit een holle boom waar hij schuilt. Hij zoekt een valk “tegen een met leeuweriken behangen hemel”, en betreurt het uitsterven van de valken als gevolg van landbouwgif. Maar zonder oordeel beschrijft hij de milde voorjaarslucht, “die geurt naar vochtig gras, frisse aarde en de chemicaliën van het boerenbedrijf”.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 5 februari ’20)