Huismussenfeest

Als we in ons huisje op Schiermonnikoog zijn gearriveerd, hang ik vogelvoer en een vetbol op. De middag loopt op zijn eind, en pas de volgende morgen schuiven de eerste mussen aan: twee huismussen en een heggemus.
De huismussen zijn lang zo atletisch niet als mezen, maar weten zich aan zowel silo als vetbol vast te klampen, en blijken ook goed in het zich vanaf een naburig twijgje extreem uit te rekken, zodat ze er net bij kunnen. De heggemus, hoewel slanker en lichter, waagt zich niet aan acrobatiek en stelt zich tevreden met wat de huismussen laten vallen.
En de huismussen laten veel vallen. Al heerst er permanent schaarste, zuinig doen met de plotselinge voorraad komt niet in de mussenhersens op. Het lijkt ze niet te deren hoeveel ze laten vallen voor de heggemus. Zolang hun snavel en maag maar vol raken, zal de toekomst ze een zorg zijn. Hoewel wij mensen onszelf wijsmaken dat wij in het hier en nu willen leven, kijken wij hoofdschuddend toe hoe onbekommerd mussen zichzelf hun eigen toekomst afnemen.
De huismussen (m/v) zijn groter dan de heggemus. Het mannetje heeft een bonte, het vrouwtje een bruine kop. Beide hebben een dikke, stompe snavel. De heggemus heeft een grijze kop en hals en een dunne, spitse snavel.
Een dag later zijn er vier huismussen, de dag daarna zes, dan acht en vervolgens tien. Elke dag twee erbij. Dan stabiliseert het aantal zich twee dagen, tot er ineens elf zijn. Intussen snoepen er twee heggemussen mee. Voor elf huismussen moet ik de silo dagelijks vullen. Als ik dat eens niet doe, druipen de mussen even geleidelijk af, als hoe ze kwamen. Na de refill melden ze zich weer.
Het gaat niet goed met de huismus, wij mensen weten de talrijkste dieren te verdrijven, en ik ben blij met hun feestje voor het raam. Het is het voorseizoen en dan zijn ze druk met kwebbelen, hiërarchie bepalen, paarvormen en andere gezelligheid. Een lust voor ons oog en oor.
(Natuurdagboek Trouw dinsdag 4 februari ’20)