Muizen en ratten

Tijdens de coronacrisis waren er minder mensen op de been. Daardoor belandde er minder afval op straat. In de natuur belandde juist meer afval – ik vond mijn eerste mondkapje op 20 mei in de duinen! Maar in bermen, op stations, parkeerterreinen en bij winkels zwierf minder troep dan anders. De flesjes en koekverpakkingen rond schoolpleinen – haast een gemis.
Het gevolg daarvan was dat zich ’s nachts minder ratten op straat waagden. Ratten ruimen onze eetbare rommel op. Die ratten zochten alternatieven en plunderden dan maar kippenhokken en als ze de kans kregen ook woonhuizen. Hetzelfde geldt voor muizen.
Ik zag een doosje in de winkel met de afbeelding van een lachende muis erop. ‘Muizen in huis’, heette het doosje. Er zaten gifkorrels in. Van gifkorrels teren muizen van binnen weg. De dood door gif is een gruwelijk wrede dood. Laat niet als dank…
Muizen- en rattenkorrels worden vaak in doosjes gestopt, waar alleen muizen en ratten naar binnen zouden gaan. Klinkt leuk, maar ten eerste zijn er allerlei zoogdieren die wel muis of rat heten, maar het niet zijn. Die gaan daar ook in. Ten tweede zijn er allerlei andere kleine dieren die zich niet aan de kleine lettertjes op de verpakking houden en die toch naar binnen gaan om van de korrels te snoepen; mussen bijvoorbeeld. Ten derde slepen muizen korrels naar buiten.
Ten slotte: de muizen, ratten (en mussen) die tijdens hun akelige doodsstrijd rondwankelen, zijn een makkelijke prooi voor torenvalken, buizerds, ooievaars, vijf soorten uilen, vier soorten reigers, marters, vossen, uw hond en uw kat.
Uit een rapport van CLM en nog drie instanties blijkt dat er veel muizengif is gevonden in de lever van dode vossen, bunzingen, steenmarters en wezels, evenals in levers van kerkuilen, steenuilen en torenvalken.
Zo doden we met de vijand ook de vijanden van die vijand, waardoor we de vijand juist helpen. Vergif werkt averechts.
(Natuurdagboek Trouw vrijdag 12 juni ’20)