Merians borstel
Vorige week ging ik naar de presentatie van het lijvige, loodzware boek van Maria Sibylla Merian over de insecten van Suriname. Het boek stamt uit 1705, maar wat wij te zien kregen is een heruitgave.
Maria Merian werd beroemd vanwege haar ontdekking dat rupsen uit eitjes kruipen en vlinders worden. Zij kon mooi tekenen, en was de eerste die vlinders samen met hun waardplant afbeeldde.
Er is een nachtvlinder naar haar genoemd: de meriansborstel. Die vlinder heeft waaierende antennes, die op een enorme knevel lijken, maar daar dankt ie z’n naam niet aan. Die verwijst naar de borstels op de rug van de rups. De rups van de meriansborstel is een spectaculaire verschijning. Hij is voorzien van een weelderige, citroengele haardos, met een gitzwarte kloof in de nek en aan zijn achterste een dubbele, roodbruine pluim. En natuurlijk de borstels, als omgekeerde stempels. Drie achter, één voor de zwarte kloof.
Meriansborstelrupsen zijn in de nazomer te vinden op allerlei soorten loofbomen. Ze komen vooral voor op de zandgronden in de zuidoostelijke helft van Nederland, de duinen en Gaasterland. Eik, berk, sleedoorn, meidoorn en diverse fruitbomen zijn geliefde waardplanten. In oktober trekt de rups zich terug in een zelf gesponnen cocon, een gele suikerspin in de vorm van een rugbybal. Daarin verpopt hij zich en als pop wacht hij op de lente. De cocon ligt tussen het gevallen blad onder zijn levensboom. Als u een meriansborstel wilt zien, kunt u dus beter geen blad harken of blazen. Misschien fladdert er komende lente dan een fikse nachtvlinder rond en vindt u in de volgende nazomer zo’n schitterende rups.
De meriansborstel is een Europese soort en ontbreekt dus in Merians boek over Surinaamse insecten.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 20 okt. 2016)