De lenteachtige leeuwerik is Bach in een vrolijke bui

De lenteachtige leeuwerik is Bach in een vrolijke bui

Veldleeuwerik. Foto Koos Dijksterhuis
Veldleeuwerik. Foto Koos Dijksterhuis

Een dagje Schiermonnikoog is altijd fijn, maar het fijnst met mooi weer. Op de zonnigste lentedag tot dusver bezoek ik het eiland. Al in Lauwersoog zie ik een zeehond. Tureluurs en steenlopers scharrelen langs de havenkant. Over de Waddenzee scheren eidereenden in rijen. Bruine vrouwen en zwartwitte woerden. Wulpen vliegen jodelend over en scholeksters jakkeren in V-formaties naar het eiland om er een broedpoging te wagen.

Aan de zwerm goudplevieren die fluitend opstijgt, om in de polder de vloed te overbruggen, is te merken dat de winter nog niet helemaal voorbij is. Ook de rotganzen op het wad zijn wintergasten. “Rorororoh”, mompelen ze. Zij wachten nog twee maanden, voor ze naar de Siberische toendra vertrekken. Hetzelfde geldt voor de brandganzen in de polder, al gaan die naar Spitsbergen. Zij mompelen geen “rorororoh”, maar maken hoge kefgeluidjes. De grauwe ganzen ertussen mompelen noch keffen, ze gakken als boerenganzen. Grauwe ganzen vertrekken niet, zij hebben de kwelder ontdekt als broedplaats. Overal tussen de Kooi- en Kobbeduinen steken hun bruingrijze halzen met oranje snavels uit het gras.

Voortdurend klinkt de zang van veldleeuweriken, die hoog in de blauwe lucht hangen te fladderen. Na een lang lied zeilen ze als een parachuutje neer, en met zowel dat lied als de zweefvlucht maken mannetjes indruk op vrouwtjes. Dertig jaar geleden was de veldleeuwerik een van de tien algemeenste broedvogels van Nederland. Sindsdien zijn ze bijna allemaal weggemaaid. Maar in grazige natuurgebieden zoals hier houden ze het vol. Geen geluid maakt mij zo lenteachtig blij als het lied van de veldleeuwerik. Als de merel Mozart is, en de spreeuw Satie, dan is de leeuwerik Bach, maar wel Bach in een vrolijke bui. Allegro!

Graspiepers, de kleine neefjes van leeuweriken, zingen ook in de lucht en laten zich eveneens parachuteren. Een vertederend schouwspel. Ze zingen korter en roestiger dan leeuweriken, ze fladderen niet zo hoog en laten zich veel gauwer alweer neerzeilen. Zo vullen ze elkaar aan, die twee losbollen. Ik lig in het gras, ik kijk en ik luister.

(Natuurdagboek Trouw dinsdag 21 maart 2017)

DELEN
Reacties zijn gesloten.