Leerzame kraanvogel

Laatst vroeg ik wat u zou antwoorden op onmogelijke waarnemingen waarover lezers mij inlichten. De adviezen varieerden van het ene uiterste tot het andere, hartelijk dank. De meesten vonden dat ik mee moest veren in de onwaarschijnlijkste waarnemingen, om een anders pret niet te bederven.
Jurrie de Vos geeft daar een originele draai aan en vergelijkt het met Mariaverschijningen. De waarnemers worden niet tegengesproken maar heilig verklaard.
Ik neig daar soms naar: ‘U bent de eerste mens die dit zag, gefeliciteerd!’ Maar ik doe het niet. Mensen sturen mij veel meer vragen dan waarnemingen, en als vraagbaak streef ik naar de waarheid. Ook als men een foto van een reiger stuurt met bijschrift: ‘Een kraanvogel in de tuin!’ Ik vind vergissingen helemaal niet dom, integendeel, niets is zo leerzaam als een vergissing.
Zelf vergis ik me zo vaak. Ik heb weleens kraanvogels voor ooievaars aangezien. Ik heb zelfs Nijlganzen voor ooievaars aangezien. Een duif voor een sperwer. Een losse zeester-poot voor een zeenaaktslak. Als beginnende vogelaar was de wens soms vader van mijn gedachten en meende ik in een lichte buizerd een slangenarend te zien. Ik herinner me dat ik op mijn vijftiende een kwartelkoning dacht te zien wegsluipen. Het was maart en het wegsluipen geschiedde in een moeras. Dat moet een waterral zijn geweest of misschien ‘slechts’ een waterhoen.
Leerzame momenten. Blijf dus vooral onwaarschijnlijke waarnemingen melden!
Op mijn elfde zat ik met mijn moeder aan de boterham, toen er een grote, hoogpotige vogel boven in de appelboom neerstreek, klapwiekte, en verder vloog. Zien is kennen werd geraadpleegd en moeders conclusie was: ‘kraanvogel!’ Ik sputterde, maar: ‘Nee hoor, beslist geen reiger!’ Ik was nog jong genoeg om alles te geloven wat mijn ouders beweerden. Toen ik een paar jaar later in de natuurclub over de kraanvogel vertelde, werd ik uit de droom gehaald.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 17 februari ’22)