Landkaartjes kennen twee generaties
Sommige soorten vlinders vliegen twee keer per jaar een tijdje rond. Het betreft dan verschillende generaties. Citroenvlinders bijvoorbeeld waren er in de lente en zijn er nu weer, maar waren er in juni even niet. Ook van landkaartjes vliegt nu de tweede generatie.
De lentegeneratie van het landkaartje vloog van april tot eind juni, de zomergeneratie vliegt van begin juli tot in september. De twee wisselen elkaar dus naadloos af, zonder generatiekloof. Opmerkelijk is dat de beide generaties er heel anders uitzien. Beide generaties vind ik prachtig. Landkaartjes zijn in het voorjaar oranje met zwarte vlekjes, ze lijken dan op een kleine vos of op een parelmoervlinder. In de zomer zijn ze wat groter en hebben ze meer het uiterlijk van een kleine ijsvogelvlinder: zwartbruin met witte banden. Ze hebben dan echter ook oranje slingers, die ijsvogelvlinders missen.
De onderkant van de vleugels ziet er bij beide generaties hetzelfde uit, en lijkt volgens de literatuur op een landkaart. Ik zie die gelijkenis niet. Het is trouwens een verouderde vergelijking, want bijna niemand kijkt nog wel eens op een landkaart.
De lentegeneratie landkaartjes heeft eitjes afgezet op jonge brandnetels. De rupsen hebben zich volgevreten en verpopt. De zomergeneratie, die nu vliegt, zet straks eitjes af op oude brandnetels. De rupsen die eruit komen, vreten zich vol en gaan als pop de winter in. In april ontpoppen ze zich tot vlinders.
Welke voordelen het per seizoen wisselende uiterlijk biedt, weet ik niet. De oorzaak is de daglengte. Wordt er verpopt tijdens korte perioden van daglicht, dan komt er een lentevlinder tevoorschijn, en tijdens lichte dagen een zomervlinder.
Ik zie landkaartjes vaak over bospaden patrouilleren, waarbij ze regelmatig op een bloem neerstrijken om nectar op te slurpen. In onze tuin is wilde marjolein favoriet, al wordt soms een beemdkroon of jacobskruiskruid meegepakt.
(Natuurdagboek Trouw, vrijdag 19 juli ’24)