Kwal eten
Kwallen kunnen in enorme hoeveelheden de zee bevolken. Dan worden ze algauw een plaag genoemd, want dan verstoppen ze vissersnetten en prikken ze badgasten. Zelf gebruik ik de term ‘plaag’ niet graag. Probeert u dat woord eens te definiëren, dan denkt u vast aan grote aantallen en last voor medeschepselen en dan zult u zien dat ‘plaag’ het meest van toepassing is op de mens.
Maar dat sommige soorten kwallen het goed doen, is zeker waar. Er zijn kwallensoorten die niet meer door vissen worden gegeten, omdat die vissen door mensen zijn weggevist. En er zijn kwallen die zich voortvarender voortplanten, nu ze langer leven als gevolg van een warmere zee. Vervelend voor badgasten, hoewel ik zelf zelden door een kwal geprikt word. Zelfs toen ik tussen de oorkwallen waadde (foto).
Ik ken maar weinig mensen die kwallen leuk, mooi of interessant vinden, laat staan lekker. Toch zijn er restaurants in Oost-Azië die kwal serveren. Ik heb eens kwal gegeten in Malakka, een stad in Maleisië.
U zult nu vast denken: kwal? Dat is toch water in een zakje? Niet helemaal. Onder biologen en andere natuurtalenten wordt ook steevast verbaasd gereageerd op meldingen van vissen, kreeftachtigen, zeesterren en zeeëgels die kwal eten. Daar staat een leuk artikel over in Het Zeepaard (77/2), tijdschrift van de Strandwerkgemeenschap. Sinds de negentiende eeuw schrijven biologen dat kwallen niet of nauwelijks gegeten worden en dat waarnemingen van het tegendeel niet kloppen.
Ron Ates, de schrijver van het Zeepaard-artikel, duikt graag in zee en ziet daar regelmatig kwallen opgepeuzeld worden, vooral door zeeanemonen. Die pakken een kwal bij zijn sliertige franje en werken hem langzaam naar binnen. “Er ontstaat een worsteling”, schrijft Ates. “De kwal blijft lang pulseren, maar de afstand tot de zeeanemoon wordt steeds kleiner.” Als de kwal sterft, wordt zijn lijf melkachtig troebel. De zeeanemoon pompt zich op om de hele kwal op te kunnen slokken.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 6 juli 2017)