Kramsvogel aan de appel
Er zit een kramsvogel in mijn tuin. Net als de pestvogels is hij misschien gevlucht voor de barre omstandigheden in het verre noordoosten. Ik zie overal kramsvogels. Ze broeden weliswaar vlakbij Nederland, maar slechts mondjesmaat erin. ’s Winters komen kramsvogels uit het buitenland aangezwermd.
De afgelopen eeuw hebben kramsvogels grote delen van Duitsland, België en Frankrijk gekoloniseerd als broedgebied. In Nederland broeden ze onregelmatig in kleine aantallen in het zuidoosten. In de winter verspreiden kramsvogels zich over bijna heel Europa. De broedvogels van Noord-Scandinavië en Noordoost-Rusland verlaten hun bevroren woonplaatsen. In Nederland zwerven ze rond in groepjes. Ze bevolken bosranden, bosjes en losse bomen en schuimen de velden af op zoek naar voedsel.
Kramsvogels zijn gemakkelijk te herkennen. Het zijn forse lijsterachtigen met een voor lijsters kleurig verenkleed. Ze hebben een blauwgrijze kop, een roestbruine rug en een oranje borst met spikkels. Hun lichte ondervleugels en stuit vallen op tijdens de vlucht. Als ze zitten, laten ze hun vleugels vaak een beetje hangen.
Onderling voeren kramsvogels graag gesprekken, die wij horen als “tjak tjak tjak”. In het Gronings en Limburgs heten ze dan ook tjakkers. In Vlaanderen worden kramsvogels kwasters genoemd, wat in het Brabants kwalster is. Kwaster en kwalster zijn volgens de etymologiebank benamingen van lijsterbessen, wat ook geldt voor krams.
Kramsvogels zijn gemakkelijke eters. Zowel dierlijke als plantaardige hapjes gaan erin. Van de vegetarische kost zijn bessen en fruit favoriet. Onder fruittelers zijn kramsvogels daarom geen welkome bezoekers, al zijn er maar weinig fruittelers die het verschil zien tussen kramsvogels en andere lijsters of zelfs spreeuwen. Spreeuwen krijgen vaak de schuld van vraat aan appels en peren, terwijl spreeuwen minder verzot zijn op die vruchten dan merels en kramsvogels. De kramsvogel in mijn tuin smult van een appel.
(Natuurdagboek donderdag 17 nov. 2016)