Kepen in bos en tuin
In mijn tuin heb ik ze niet gezien, maar wel in het bos: kepen, zij aan zij met vinken. Vorige week kreeg ik meerdere berichten van lezers die in de buurt van bossen woonden en die tientallen kepen in de tuin hadden. Ik moest me tevredenstellen met twee vinken. Ook mooi. Helaas was het mannetje ineens verdwenen. Ik vrees dat een van de zeventien buurtkatten…
De eerste vinken sloegen hun slag al, zoals vinkenzang wordt genoemd, groenlingen zongen, de lente stond voor de deur. Toen begon het ineens te vriezen en togen de vinkachtigen de toch al vrij voedselarme bossen uit, en de tuinen in. Op naar voedertafels, vogelhuisjes, zaadbuizen en drinkbakjes. Vinken, putters, goudvinken, appelvinken werden door vogelvriendelijke lieden in hun vogelvriendelijke tuinen verwelkomd, en veel kepen.
Ze kwamen niet alleen uit de bossen, ze kwamen vast ook uit Zweden en Duitsland, op de vlucht voor het ijs. Kepen broeden in de bossen van Scandinavië, Finland en Noord-Rusland. Ze zullen nu wel weer vertrekken en de tuinen aan lokale vinken overlaten. Een enkel kepenpaartje broedt in Nederland, waarbij de relatief noordelijk gelegen bossen van Drenthe het vaakst in de prijzen vallen.
Kepen zijn gek op beukennootjes en andere zaden. Ze zijn zo groot als een vink en hebben hetzelfde postuur, maar zijn anders gekleurd, met veel zwart en oranje, al is dat zwarte nu fletser dan in de zomer. Nu is ook hun snavel gelig. Een gewone vink heeft een oranjerode hals en borst en een grijze rug. Als kepen en vinken samen wegvliegen, valt de lichte stuit en juist donkere staart van de kepen op. Vinken roepen dan vaak even ‘tjup’, terwijl kepen het bij een afgemeten ‘kep’ houden; vandaar hun naam. Ze dragen geen keep en spreken voor zover bekend geen Engels als in ‘keep going!’
Nu er voor dit weekend strandweer voorspeld is, verwacht ik meer getjup dan gekep. De vinken zullen hun slag alsnog slaan.
(Natuurdagboek Trouw vrijdag 19 februari ’21)