Kattenkwaad

Kattenkwaad

Kat op voederplank. Foto Harvey van Diek

Vogels zijn populair, zelfs in de stenigste tuintjes zie ik nestkasten en vetbollen hangen. Zelf heb ik ze ook opgehangen. Het is leuk om vanuit de huiskamer vogels in de tuin te zien. Mijn tuin is in trek bij vogels. Het is een mini-natuurgebiedje. Een natuurtuin vergt minder werk dan een strakke tuin zonder onkruid. Veel mensen hebben een hekel aan tuinwerk, maar verkiezen tegels. Iedere ontgroende tuin maakt het land wat bleker.

De meeste mensen hebben behalve een tuin ook een kat. Ik denk wel eens dat ik in mijn wilde tuin met nestkastjes en vetbollen kattenvoer kweek. In bijna de helft van onze 7 miljoen huishoudens woont een kat. In 2005 waren er 3,3 miljoen huiskatten. In 1997 waren dat er 2,2 miljoen. In  acht jaar tijd anderhalf keer zoveel katten. Hoeveel zouden er nu zijn, zeven jaar later? Misschien wel vier miljoen. Het leeuwedeel van de katten loopt buiten. Katten kunnen volgens hun baasjes niet binnen blijven, dat is zielig. Alleen voor dure raskatten is dat niet zielig. Baasjes vinden zelfs een kattebelletje dat vogels waarschuwt zielig.

Biologen in de VS telden door katten meegebrachte prooidieren. Amerikaanse katten brachten per jaar gemiddeld veertien prooidieren thuis. Er waren sukkelige goedzakken bij die niets vingen, maar ook killers die duizend prooien aansleepten. Muizen, ratten, mollen, kikkers, vogels, wezels en vleermuizen. In Engeland leidde vergelijkbaar onderzoek tot dezelfde conclusies. In Zwitserland volgden onderzoekers gezenderde katten die nog meer prooien grepen. Ongeveer een derde van de kattenprooien is vogel. Als Nederlandse katten zich hetzelfde gedragen, betekent dat ruim veertig miljoen prooien per jaar, waarvan dertien miljoen vogels.

Kattenhouders zeggen: ‘dat is de natuur’. Is die loslopende hond die een kat doormidden bijt ook de natuur? Nee, zelfs een sperwer die in de tuin een merel vangt vindt men minder natuurlijk dan hun met kattenbrokjes gevulde kat die snorrend een merel doodmartelt. In de natuur roeit een roofdier vrijwel nooit een prooisoort uit. Maar drie miljoen loslopende roofdieren, één kat per twee tuinen, legt een wel heel zware claim op de Nederlandse vogels. Tuinvogels vooral. Dertien miljoen per jaar – dat lukt al onze vossen en kraaien bij elkaar bij lange na niet. Ik heb huiskatten ijsvogels, kleine karekieten en jonge eendjes zien doden. Ik heb eens een kat betrapt die twee wilde eenden door een kattenluik naar binnen wurmde. Het lukte nog ook, één voor één. Vooral ’s nachts en ’s morgens vroeg zijn katten succesvol – maar dat zien hun baasjes niet.

Volgens de wet mogen huisdieren geen wilde dieren doden en zijn hun baasjes verantwoordelijk. Maar die wet is niet te handhaven. Kattenbelasting is electoraal onhaalbaar. Vooralsnog is er maar één mogelijkheid: dat baasjes hun kat de bel aanbinden. Maar als ik over katten schrijf, krijg ik reacties van mensen wier kat nooit een muis pakt, laat staan een vogel. Als alleen andermans katten vogels doden, moeten we andermans katten de bel aanbinden. Koop kattenbelletjes en geef uw kattenhoudende buren er glimlachend één cadeau met het verzoek er hun kat mee op te luisteren. Dat kunnen ze nauwelijks weigeren.

En ondertussen houd ik mijn tuin aantrekkelijk voor vogels. Met het risico dat ik kattenvoer kweek. Want het is zo leuk om vanuit de huiskamer vogels te zien.

DELEN
Reacties zijn gesloten.