Kamperfoelie vindt zijn draai
De winter mag dan begonnen zijn, de kamperfoelie staat reeds in het blad. Na een paar kwakkeljaren heeft hij in mijn tuin eindelijk zijn draai gevonden. Hij slingert zich door de schutting naar de haag en een boom in. Ik moet die haag voorzichtig snoeien, want de kamperfoelie wil ik niet raken. Laat die maar een dikke liaan worden. Mijn kamperfoelie heeft nog zachte, behaarde stengels die snel groeien en om zich heen tasten. Later zullen ze hun wilde haren verliezen en krijgen ze een houtige bast.
Het is een wilde kamperfoelie. Gekweekte kamperfoelies zijn er in allerlei soorten, en bloeien met meer, met grotere en met rodere bloemen, maar wilde kamperfoelies geuren sterker. Dat geuren doen de bloemen ’s avonds en ’s nachts, als ze nachtvlinders lokken. Die zorgen voor de bestuiving. Eerst deelt een kamperfoeliebloem stuifmeel uit, pas later stelt de bloem zich open voor andermans stuifmeel. Deze geslachtsverandering voorkomt zelfbestuiving.
Er zijn ook vast wilde kamperfoelies te koop, maar voor de zekerheid heb ik de mijne uit het wild gehaald. Een kleine zaailing uit een bos waarvan de bodem vergeven is van kamperfoelie. Nee, niet in Kampen, maar in de duinen van een door mij geliefd eiland. Dat bos kan wel een plantje missen en dat plantje kan wel een concurrentieloze groeiplaats gebruiken.
Nou is dat ‘concurrentieloze’ een understatement. Weliswaar hoeft mijn concurrentieloze kamperfoelie niet op te boksen tegen omringende familieleden, maar hij heeft wel te duchten van de haag en van zevenblad uit het aangrenzende miniplantsoentje. Vandaar dat hij een paar jaar op de rand van leven en dood balanceerde. Maar nu hoef ik mijn hart niet meer vast te houden. Hij heeft voor het eerst gebloeid en bot alweer uit voor zijn volgende seizoen. Dat vroege uitbotten is geen opzienbarend gevolg van klimaatverandering, het is de gebruikelijke gang van zaken.
(Natuurdagboek Trouw dinsdag 9 jan. 2018)