De vogeltrek is begonnen en langs de kust dienen de eerste jagers zich aan. Jagers parasiteren op andere meeuwen en sterns – ze pakken hun voedsel af.

Kleine jagers worden in Nederland het vaakst gezien. Kleine jagers broeden aan de kusten van Noord-Europa. Ze zijn best groot, maar lang niet zo massief als grote jagers, die ook wel te ontdekken zijn voor wie een tijd met een verrekijker over zee tuurt. Grote jagers broeden in Schotland en IJsland en zwermen ’s winters uit over zee. Dat doen alle jagers. De uitstekende vliegers zakken ver naar het zuiden af. Ik zag eens een middelste jager in Thailand.

Middelste jagers zijn zeldzame trekvogels uit Noord-Rusland, waar ze broeden. Zoals alle jagers hebben ze lange veren in het midden van hun staart, veren die opvallend uit de staart steken. Bij de grote jager zijn die vrij kort, de kleine jager heeft langere staartveren, evenals de middelste bij wie ze wat breder zijn en in het zomerkleed verdikt tot een lepelvorm.

De langste staartpunten hebben kleinste jagers. Je moet als naamgever wat, als er al grote, middelste en kleine jagers bestaan en je ontdekt een nog kleinere soort. Afgezien van hun lange staartveren lijken kleinste jagers op kleine jagers. Ze broeden in twee ondersoorten in Noord-Rusland, Scandinavië en Groenland. Op Spitsbergen, waar we vorige week kleine en middelste jagers zagen, komen ze nauwelijks voor. Voor hun kuikens moeten ze namelijk lemmingen vangen en die zijn er op Spitsbergen niet. Middelste jagers broeden ook niet op Spitsbergen, maar jagen in de nazomer graag achter meeuwen aan boven het drijfijs op de IJszee, waar we ze met de Trouw-lezersreis van dichtbij zagen.

(Natuurdagboek Trouw vrijdag 11 sept. 2015)