Hoge buizerds

Zoon en ik zijn in Franeker met vrienden. Er zou regen komen, wind en herfst, maar de zon straalt uit een azuren hemel en het is warm. Langs de kerk lopend hoor ik de mauwende roep van een buizerd. Het klinkt ijl en de buizerd roept zo vaak achter elkaar, dat ik vermoed dat het een gaai of spreeuw is. Zo vaak roept een buizerd niet. Spreeuwen doen soms buizerds na. Ook gaaien mauwen soms net als een buizerd.
Ik kijk omhoog of ik de imitator kan vinden, en zie hoog boven de torenhaan drie buizerds cirkelen. Ah, het is oktober, de buizerds trekken. Steeds meer buizerds ontdek ik, hoger nog dan de drie, stipjes in het blauw. Ik tel er negentien. Negentien buizreds mauwen wel vaak. Het is lastig tellen tegen het licht in, en die stipjes cirkelen doorelkaar. Maar vriend, eveneens vogelaar, telt er ook negentien. Hij heeft zijn kijker in de auto laten liggen. Ik heb vrijwel altijd een verrekijker bij me, tenzij in de bioscoop. Nu gingen we naar een museum, maar toch ben ik de kijker vergeten. Ik hoef er ook nooit aan te denken, want hij zit altijd in mijn tas, maar nu even niet. Nu kunnen we niet zien of zich wespendieven tussen de buizerds bevonden, ze cirkelen te hoog.
Buizerds uit Scandinavië overwinteren bij ons of in onze buurlanden. Onze buizerds blijven hier of trekken naar Frankrijk. Wespendieven trekken naar Afrika. Beide roofvogelsoorten zijn groot en sparen onderweg hun krachten door thermiek te gebruiken. Als het zonnig is en opwarmt, laten ze zich op de stijgende warme lucht omhoogzweven. Vanaf grote hoogte glijden ze moeiteloos naar het zuiden.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 16 okt. 2014)