Ossenhaas
Kerst zit er weer op. Ik vond het de prettigste kerstdagen van het hele jaar. Ik heb geen industrieel opgefokte kalkoen gegeten, laat staan de lever van een doodgemartelde gans. Foie gras heet zo’n uit zijn krachten gegroeide ganzenlever, om het gerecht chique te laten klinken. Voor hun bovenmaatse levers krijgen ganzen een slang door hun strot geduwd, waardoor het voer richting maag gepompt wordt. Geen gans zou zich vrijwillig zo ongans eten. Qua dierenleed kunt u beter iets ritueel geslachts eten dan foie gras. Ik heb nog nooit foie gras gegeten. Ik heb trouwens makkelijk praten, ik houd niet van lever, ik vind het vies. Ook wild wist ik deze kerst weer te vermijden. Wild smaakt naar lever.
Nederlandse jagers jagen voor hun lol en voor zo’n ingrijpende en verstorende hobby lijkt ‘s lands natuur me te klein. Stel je voor dat iedereen zijn scharrelvlees bij elkaar zou schieten… Maar als er toch ganzen en hazen en reeën worden geschoten, eet ze dan maar op ook. Ik heb ooit ree geproefd, wild zwijn, duif, walvis, zeehond, konijn en haas. Ik vond het allemaal niet lekker. Hooglander daarentegen: heerlijk!
Deze kerst at ik ossenstaartsoep, uit een pakje. En ik at een stukje ossenhaas, voorzien van een ecologisch keurmerk. Ossenhaas is geen haas, maar een soort biefstuk. Van een os. Ik vraag me af of de haas en de staart van een os nou geschikter zijn dan de haas en de staart van een koe of een stier. Er moeten voor al die ossenhaas en ossenstaartsoep heel wat ossen geslacht en stieren gecastreerd zijn. Toch zie ik zelden een stier, laat staan een os.