Groenland 11- Kleinste jagers
Als de vallei nog blinkt van een dik pak sneeuw, zien we een poolvos in luttele minuten zes kilometer afleggen. Hij danst over de sneeuw. Een poolvos kan als een springveer van ijsschots naar ijsschots hoppen en zo een fjord of sont oversteken. Een sont is een fjord die niet doodloopt, een zee-engte dus. We kijken de vos na, nog in winterkleed: helemaal wit, met een grisbruin gezicht. Een dikke, witte plumeau wappert achter hem aan. Hij huppelt een berghelling op, waar hij wordt belaagd door twee jagers.
Hier mogen mensen niet jagen, zelf Inuit niet. De jagers die wij zien zijn roofmeeuwen. Hoewel ze als kleinste jagers bekend staan, zijn het fikse vogels. Maar de andere drie Europese jagersoorten zijn nog groter: de grote, de middelste en de kleine jager. Hier zijn alleen kleinste jagers. Met hun witte hals en buik, hun gelige kop, zwarte kruin en vooral de decimeters lang uitstekende middelste staartveren zijn ze een zeer elegante verschijning. En behendige vliegers bovendien. De jagers duiken om beurten op de vos, die ze probeert te ontwijken. Poolvossen zijn gek op eieren, ook van jagers. Deze twee lossen elkaar af en de vos kan alleen maar rennen, na iedere stootduik zijn kop schuddend. De vos vlucht en de roofmeeuwen keren terug naar hun nest.
Als de vos het nest wist te vinden, zou hij erheen zijn gerend, ongeacht beide aanvallers. Doorgaans zijn de vogels geen partij voor een vos. Maar als kleinste jagers zouden samenwerken en in een kolonie broedden, zou een vos geen kans maken. Kleinste jagers werken alleen niet samen en hun eieren worden geroofd.