Gierzwaluwen vliegen (weg)

Gierzwaluwen trekken over en weg, naar Afrika. Zoals ze in april de lente beloofden, kondigen ze nu de herfst aan. Maar voorlopig trekken ze nog wel even door, want voordat heel Noord- en West-Europa leeg is, zijn we een paar weken verder. En tot in oktober kan een dolende gierzwaluw of een uit Spanje verdwaalde vale gierzwaluw zich vertonen.
Het zien van voorbij vliegende gierzwaluwen is niet altijd zo gemakkelijk als het lijkt. De vogels gieren niet meer door de straten, maar razen vrij hoog in hun sneltreinvaart voorbij. In een halve dag is heel Nederland gepasseerd. Alleen als op een nazomerdag ergens boven een bloemenveld of zoetwaterplas veel insecten rondhangen, willen gierzwaluwen daar wel even blijven. Dan zijn er ook vaak echte zwaluwen: huis-, boeren- en oever-. De laatste drie vertrekken pas eind september en begin oktober. Gierzwaluwen, zoals bijna iedereen wel weet, zijn geen zwaluwen. Ze horen niet eens bij de zangvogels. Ze staan… pardon vliegen (gierzwaluwenkunnen niet staan) dichterbij de kolibri’s dan bij de zangvogels.
De giertjes trekken naar tropisch Afrika waar ze boven het regenwoud van Centraal- en West-Afrika de winter doorbrengen. Daar delen ze het luchtruim met Afrikaanse gierzwaluwsoorten.
Gierzwaluwen zijn een van de, zo niet de snelste vliegers uit de dierenwereld. Ze kunnen sneller dan 100 per uur halen, niet door zich als een torpedo te laten vallen, maar echt op vleugelkracht. Hun lijf is goed gestroomlijnd, wat tegenwoordig aerodynamisch heet. De kromming en puntigheid van hun vleugels zijn beide gericht op snelheid.
Gierzwaluwen vliegen dus in een vleugelomdraai naar Frankrijk. Vliegen is hun leven; ze doen alles vliegend, tot slapen en paren aan toe. Ze hangen wel aan muren en broeden in mei hun eitjes uit, maar verder: vliegen! Op de grond zijn ze hulpeloos, en kunnen ze niet opstijgen, zodat ze ten prooi vallen aan een kat.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 10 augustus ’23)