Gelige aardappel op de grond

Laatst schreef ik een natuurdagboek over aardappelgallen die uit eiken vallen. Nu schrijf ik over aardappelbovisten die onder eiken groeien. Dat zijn op aardappels lijkende zwammen. Ze groeien tevens onder berken en willen als het niet anders kan ook wel een deal sluiten met andere bomen.
Met de bomen waaronder ze groeien ruilen aardappelbovisten voedingszouten en water tegen suikers. De zwammen kunnen die zouten en dat water met hun ondergrondse netwerk van dunne draadjes efficiënter opnemen dan een boom. Maar die suikers missen ze. Die worden gemaakt door de bomen, met hun bladgroen.
Aardappelbovisten hebben geen stengel maar staan als een geelbruine, schubbige bol op de grond. Daarin verschillen ze van aardappels die onder de grond groeien. Het draderige netwerk van aardappelbovisten groeit wél onder de grond, maar hun zwammen erop.
Veel zwammen hebben een hoed op een steel. Aan de onderkant van de hoed worden de sporen gevormd aan plaatjes of in buisjes. Bij aardappel- en andere bovisten gaat dat anders. Sommige hebben wel een stengel, maar geen hoed met boven- en onderkant. Hun bol wordt omgeven door een schil. Daarin bevindt zich een holte, gevuld met sporen. Dat is een donkerpaarsbruine massa.
Net als bij stuifzwammen en andere bovisten valt er in de schil van een aardappelbovist een gat wanneer de sporen rijp zijn. Als je dan per ongeluk of expres tegen zo’n zwam een schopje geeft, komt er een bruin pufje uit, als een rookwolkje uit een pijp van een kabouter.
Kabouters worden vaker met zwammen geassocieerd, en waarschijnlijk ligt dat aan consumptie van bepaalde soorten zwammen, die een zinsbegoochelend effect op de paddestoelenconsument uitoefenen. Na het eten van zulke paddo’s groeit de kans op een ontmoeting met een kabouter. Consumptie van een aardappelbovist biedt dat genoegen niet. U overleeft dat wel, maar het effect is misselijkheid, diarree en braken.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 8 september ’21)