Gele sneeuw
Al daalt de temperatuur naar gematigder zones, het blijft zonnig en droog. Als je bijtijds eet, kun je buiten zitten. Als je laat eet ook, maar dan zit je in het donker en in het gezelschap van mogelijke muggen. Nog even en de klok gaat weer een uur terug en is het om half zes donker.
Een maand geleden, toen het stormde, regende en ’s nachts afkoelde tot het vriespunt, schreef ik dat dat herfstige maar even zou duren en dat we tot ver in oktober buiten zouden kunnen zitten. Waarmee ik bewezen heb een ziener te zijn, en een betere dan Nostradamus en Jomanda, want mijn voorspelling was niet vaag, maar concreet en toetsbaar. Doorgaans voorspellen orakels niets, maar zeggen ze iets als: “komend jaar kunnen we ingrijpende veranderingen verwachten”. Tja, we kunnen zoveel. En achteraf is er altijd wel iets veranderd, wat de voorspelling bevestigt. Zo denk ik soms: het lijkt wel of het klimaat verandert!
Enfin, een warme zonnige herfst werd in taalkundig incorrecte tijden wel een oudewijvenzomer genoemd. Ik leerde dat woord kennen uit het cryptogram in NRC en heb het intussen voorgedragen als vergeetwoord bij de Taalstaat op radio 1.
De gele sneeuw begint trouwens onstuitbaar te vallen, ongeacht het oudewijven- of jongeherengehalte van de nazomer. Bij gele sneeuw denkt u misschien aan iets vies, maar ik bedoel het niet zoals in dat lied van Frank Zappa: “Tell me where the huskies go, don’t you eat that yellow snow”. Nee, ik bedoel de vlaag gele vlokken die ik bij ieder zuchtje wind langs het raam zie dwarrelen. Zonder wind dwarrelt er soms een eenzaam bladvlokje neer.
De bomen bewaren hun bladgroen voor lichtere tijden, de zon staat nu te laag voor een rendabele fotosynthese. Ze laten hun bladeren vergelen, verschrompelen en vallen. In mijn tuin laat ik de gele sneeuw liggen voor het kruipend en wriemelend gedierte, waar meteen een roodborstje bijzit.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 18 oktober ’18)