Geelvlekkend na een kneepje
Een niet zo algemene zwam heeft het veertig jaar oude bos Pampushout bij Almere gevonden. Het is een geelvlekkende russula, met een glanzend rode hoed op een witte steel. Als je hem in die steel knijpt of zijn onderkant waar de lamellen met de sporen hangen indrukt, wordt het wit op slag geel. Zoiets is een beetje impertinent. Het is zo’n mooie paddestoel en die knijp ik niet graag, zeker niet als ie daardoor vergeelt.
Het dilemma doet me denken aan mijn kindertijd, toen ik een schelp vond die misschien een zeldzame look-alike van een algemene was. De zeldzame was breekbaar. Om zekerheid te krijgen, moest ik erin knijpen. Dat deed ik niet. Ik zou niet weten waar die schelp is gebleven. Als hij alle verhuizingen en aardbevingen (Groningen) heeft overleefd, was het de gewone.
Soms gebruiken paddestoelenkenners een spiegeltje om de onderkant te zien, maar vaak plukken ze paddestoelen. Dat maakt het bekijken, betasten, snuffelen en proeven gemakkelijker; bovendien nemen ze altijd exemplaren in een broodtrommel mee om ze thuis onder de microscoop te leggen. Microscopisch sporenonderzoek maakt de determinatie definitief.
Een paddestoel is een soort vrucht van een ondergrondse zwam, en het plukken ervan is voor die zwam net zoiets is als bramen plukken voor de braamstruik. Maar mij staat het tegen. Een braam pluk ik zonder reserves en een paddestoel niet. Ik vind ongeplukte paddestoelen veel mooier en zie ze graag in alle stadia van uit de grond schieten tot hun verval.
De geelvlekkende russula heb ik na het fotograferen even aangeraakt, als een vriendschappelijk kneepje in de wang. Hij werd gelig.
Geelvlekkende russula’s staan vooral bij de grote rivieren. Dat deze het vochtige loofbos bij Almere wist te vinden, lijkt kras, maar paddestoelen zijn meesters in het vinden van groeiplaatsen. Er hoeft maar een spore over te waaien of: bingo!
(Natuurdagboek Trouw maandag 16 okt. 2017)